ECLI:NL:CRVB:1998:AA8783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- H.C. Cusell
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Uitleg overgangsrecht artikel II van het gewijzigde Schattingsbesluit in relatie tot arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de uitleg van het overgangsrecht zoals neergelegd in artikel II van het gewijzigde Schattingsbesluit, in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht, die het besluit van het Lisv om geen uitkering toe te kennen aan gedaagde, A, heeft vernietigd. Gedaagde had in 1994 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de WAO, maar het Lisv weigerde deze omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de berekeningswijze van het Lisv onjuist was en dat gedaagde recht had op een uitkering, omdat de werkelijke mate van arbeidsongeschiktheid hoger was dan het Lisv had vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gewijzigde schattingsmethodiek geen gevolgen heeft voor de beoordeling van de aanspraak van gedaagde, omdat deze gebaseerd moet worden op het rechtsregime dat gold ten tijde van de aanvraag. De Raad wijst erop dat de wijziging van het Schattingsbesluit geen terugwerkende kracht heeft en dat de eerdere uitspraak van 2 april 1997, waarin een uurloonvergelijking als strijdig met de WAO werd beoordeeld, ook in deze zaak van toepassing is. Het hoger beroep van het Lisv wordt afgewezen, en de Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank, waarbij het Lisv een griffierecht van f 630,- moet betalen.