ECLI:NL:CRVB:1998:AA8757
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.F.M. Brenninkmeijer
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de rechtsverhouding tussen het Landelijk instituut sociale verzekeringen en Accountantskantoor X. B.V. met betrekking tot de ontslagprocedure van een directeur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) tegen Accountantskantoor X. B.V. De zaak betreft de rechtsverhouding tussen het Lisv en de gedaagde, waarbij het Lisv in de plaats is getreden van de betrokken bedrijfsvereniging. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de algemene vergadering van aandeelhouders van W. niet het stemrecht uitoefent, maar dat dit in handen is van het bestuur van W., waarin V. en A. gelijkelijk participeren. Dit leidde tot de conclusie dat A. niet tegen zijn wil als bestuurder van gedaagde kon worden ontslagen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de aangevallen uitspraak in stand kan blijven. De Raad oordeelt dat het Lisv in de proceskosten van gedaagde moet worden veroordeeld, die zijn begroot op f 1.420,-- voor verleende rechtsbijstand. De Raad wijst erop dat de juridische vormgeving van de rechtsverhouding en de eigendomsverhoudingen van de aandelen van belang zijn voor de beoordeling van de dienstbetrekking van A. tot gedaagde. De Raad concludeert dat er geen verzekeringsplicht dient te worden aangenomen, aangezien V. en A. zich als gezamenlijk ondernemers hebben opgesteld en adequaat hebben gereageerd op de juridische complicaties die zijn ontstaan.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en legt een recht van f 630,-- op aan appellant. De uitspraak is gedaan op 9 april 1998 door de Centrale Raad van Beroep, met de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken.