ECLI:NL:CRVB:1998:AA8690
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.F.M. Brenninkmeijer
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van dienstbetrekkingen tussen houdstervennootschappen en hun directeuren/grootaandeelhouders in het kader van sociale verzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Holding X B.V. en Ingenieursbureau X B.V. tegen besluiten van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) over de verplichte verzekering ingevolge de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW), en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellanten, vertegenwoordigd door mr. J.P. Lakeman, hebben in beroep aangevoerd dat er geen sprake is van dienstbetrekkingen tussen hen en de vennootschappen, omdat zij als directeuren/grootaandeelhouders van hun houdstervennootschappen zouden moeten worden beschouwd.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Holding, die alle aandelen in het Ingenieursbureau houdt, heeft managementovereenkomsten gesloten met verschillende houdstervennootschappen. De Raad heeft vastgesteld dat de directeuren/grootaandeelhouders van deze houdstervennootschappen in feite de werkzaamheden verrichten voor de Holding en het Ingenieursbureau. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken waarin het bestaan van een gezagsverhouding en de juridische vormgeving van de rechtsverhouding zijn beoordeeld.
De Raad concludeert dat er voldoende materiële indicaties zijn voor het bestaan van een gezagsverhouding, ondanks de juridische constructie van de houdstervennootschappen. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de managementovereenkomsten niet de werkelijke arbeidsrelatie verhullen. De Raad heeft de besluiten van het Lisv, die de verplichte verzekering voor de directeuren/grootaandeelhouders vaststelden, gehandhaafd. De uitspraak is gedaan op 9 april 1998.