ECLI:NL:CRVB:1997:ZB7010
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking van uitkeringen op basis van de AAW en WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) tegen een uitspraak van de rechtbank te Breda. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de besluiten van 14 maart 1995 en 8 augustus 1995, waarbij de uitkeringen van gedaagde op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) werden ingetrokken, onvoldoende gemotiveerd waren. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De Raad stelt vast dat de motivering van het besluit, hoewel niet volledig, voldoende duidelijkheid biedt over de feitelijke en juridische grondslag. De Raad benadrukt dat de motivering van een besluit moet voldoen aan de eisen van kenbaarheid en inzichtelijkheid, maar dat in dit geval de gedaagde voldoende gelegenheid heeft gehad om zich uit te laten over de motivering. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het inleidende beroep alsnog ongegrond. Tevens wordt appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep.