ECLI:NL:CRVB:1997:ZB6861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.F.M. Brenninkmeijer
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Weigering van de aanvraag van een ondernemersverklaring in de audio-visuele branche en de rol van de Algemene wet bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de weigering van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) om de aanvraag van appellant voor een ondernemersverklaring in de audio-visuele branche (OVAV) in behandeling te nemen. De aanvraag werd afgewezen omdat appellant geen jaarstukken had ingediend. De Arrondissementsrechtbank te Amsterdam verklaarde het beroep van appellant gegrond en vernietigde het besluit van het Lisv, met de opdracht om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 1997, waar appellant in persoon verscheen, werd de zaak behandeld. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.F. de Lemos Benvindo, betwistte de gegrondheid van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat gedaagde appellant wel degelijk in de gelegenheid had gesteld om de jaarstukken in te dienen tijdens de bezwarenprocedure, hoewel dit niet was gebeurd na de aanvraag. De Raad concludeerde dat het gebrek in de procedure hersteld kon worden en dat gedaagde niet in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad stelde vast dat gedaagde zich op goede gronden had beroepen op de noodzaak van de jaarstukken voor de verificatie van appellants zelfstandigheid. De privacy-argumenten van appellant werden verworpen, omdat de gevraagde gegevens niet onder de bescherming van de Awb vielen. Uiteindelijk vernietigde de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het inleidende beroep van appellant alsnog ongegrond, waarmee de weigering van de aanvraag door het Lisv werd bevestigd.