ECLI:NL:CRVB:1997:ZB6848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- M.F. van Moorst
- H.J. Grendel
- F.P. Zwart
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van gehuwde vrouwen van de AOW-verzekering en de rechtvaardiging daarvan
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 1997, werd de vraag beantwoord over de uitsluiting van gehuwde vrouwen van de Algemene Ouderdomswet (AOW) tussen augustus 1977 en 23 december 1984. De Raad oordeelde dat artikel 1 van de Grondwet en het gelijkheidsbeginsel geen werking hebben voor deze periode. De redelijke en objectieve rechtvaardiging voor de uitsluiting, zoals eerder vastgesteld door de Hoge Raad, blijft van toepassing tot 23 december 1984. De Raad concludeerde dat de uitsluiting van gehuwde vrouwen van de AOW-verzekering, wanneer hun echtgenoot in het buitenland werkt, niet gerechtvaardigd is. De zaak betreft een hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank tegen eerdere beslissingen die de toekenning van AOW-pensioenen aan twee gedaagden betroffen. De Raad bevestigde dat de kortingen op de AOW-uitkeringen van de gedaagden niet verenigbaar zijn met het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). De uitspraak benadrukt de noodzaak van gelijke behandeling en de impact van Europese richtlijnen op nationale wetgeving. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak, maar op gewijzigde gronden, en gaf de Sociale Verzekeringsbank de opdracht om nieuwe beslissingen te nemen in overeenstemming met deze uitspraak.