ECLI:NL:CRVB:1997:AN5498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Centrale Raad van Beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in hoger beroep na intrekking door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op een verzoek van verzoekster om vergoeding van proceskosten in het kader van een hoger beroep. Gedaagde, het Landelijk instituut sociale verzekeringen, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Utrecht op 16 juli 1997. Na een briefwisseling tussen partijen heeft gedaagde op 3 september 1997 het hoger beroep ingetrokken. Verzoekster heeft vervolgens verzocht om gedaagde in de proceskosten te veroordelen. De Raad heeft vastgesteld dat op grond van de Beroepswet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan dat hoger beroep intrekt, op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten die die partij redelijkerwijs heeft moeten maken. Echter, de Raad heeft niet kunnen vaststellen dat verzoekster kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De eigen bijdrage die verzoekster op grond van de Wet op de Rechtsbijstand aan haar gemachtigde heeft moeten betalen, wordt niet als een kostenpost beschouwd die voor vergoeding in aanmerking komt. De Raad heeft geconcludeerd dat de kosten die verzoekster in de eerdere procedure bij de rechtbank heeft gemaakt, reeds door gedaagde op basis van de uitspraak van de rechtbank vergoed dienen te worden. Daarom heeft de Raad het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.