ECLI:NL:CRVB:1992:AN2627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. de Vries
- M. J. van der Meer
- P. C. Haarms
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de inkomenseis in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de gevolgen voor vrouwen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 1992 uitspraak gedaan over de inkomenseis in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De eiser, het bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Raad van Beroep te Arnhem. De zaak betreft een gedaagde die in de periode van 12 april tot en met 8 juli 1988 werkzaam was in een slachterij en zich op 13 december 1988 ziekmeldde. De eiser weigerde gedaagde een uitkering op grond van de AAW toe te kennen, omdat zij niet voldeed aan de inkomenseis, die vereist dat het inkomen in het jaar voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid een bepaald bedrag overschrijdt. De rechtbank heeft de beslissing van de eiser vernietigd, omdat de inkomenseis in strijd zou zijn met het verbod op indirecte discriminatie naar geslacht, zoals vastgelegd in Europese richtlijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de inkomenseis in de AAW inderdaad een groter aantal vrouwen dan mannen nadelig treft. De raad heeft vastgesteld dat de inkomenseis van ƒ 4403,52 te hoog is en niet geschikt is om de doelen van de wet te bereiken. De eis is niet gerechtvaardigd, omdat het bedrag niet in verhouding staat tot de werkelijke inkomensderving en bovendien leidt tot snipperuitkeringen. De raad heeft de eerdere uitspraak bevestigd, maar met de nuance dat de inkomenseis niet kan worden toegepast zoals deze is geformuleerd. De ingangsdatum voor de directe werking van de relevante bepalingen is vastgesteld op 23 december 1984.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met de bepaling dat de eiser een recht van ƒ 200 moet betalen. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de inkomenseis in de AAW en de bescherming van vrouwen tegen indirecte discriminatie.