ECLI:NL:CRVB:1991:AK9279
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Cras
- Hugenholtz
- Spaas
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake werkloosheidsuitkering en toepassing van sancties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door het bestuur van de BV voor Detailhandel, Ambachten en Huisvrouwen tegen een eerdere uitspraak van de Raad van Beroep te Rotterdam. De betrokkene, E. H., is werkloos geworden op 2 november 1987, en de vraag is of de Werkloosheidswet (WW) op hem van toepassing is. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 5 februari 1991, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door mr. L.E. M. en gedaagde niet aanwezig was.
De Raad oordeelt dat de eerdere uitspraak van de eerste rechter, die stelde dat gedaagde pas op 3 november 1987 werkloos was, niet juist is. De Raad stelt vast dat gedaagde op 2 november 1987 werkloos is geworden, en dat de bepalingen van art. 24, lid 1 sub b, WW op die datum van toepassing zijn. De Raad verwijst naar de memorie van toelichting op het wetsontwerp WW, waarin wordt gesteld dat deze bepalingen zowel voor de aanvang van de werkloosheid als tijdens de duur daarvan gelden.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en wijst de zaak terug naar de Raad van Beroep te Rotterdam voor verdere behandeling, omdat de eerste rechter zich niet heeft uitgesproken over de bevoegdheid van eiser om een sanctie op de uitkering van gedaagde toe te passen. De Raad acht het noodzakelijk dat deze kwestie verder wordt onderzocht, zodat een definitieve beslissing kan worden genomen over de rechtmatigheid van de toegepaste sanctie.