ECLI:NL:CRVB:1980:AM5651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van der Meer
- J. de Vries
- M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Voortschrijdende invaliditeitsvoorziening voor politieke ambtsdragers en de onverbindendheid van gemeentelijke wijzigingsverordening
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de uitkering aan klager, een gewezen wethouder van de gemeente G., die in 1958 tot wethouder was benoemd en in 1970 zijn functie beëindigde. Klager ontving een uitkering op basis van de Uitkerings- en Pensioenverordening wethouders van G., die in 1969 was vastgesteld. Deze uitkering was aanvankelijk voor een maximale duur van zes jaar toegekend, maar werd na deze termijn voortgezet op basis van een wijziging in de verordening. In 1979 werd echter een vierde wijziging van de verordening vastgesteld, die de maximale duur van de uitkering voor gewezen wethouders beperkte tot twee jaar na 1 juli 1979. Klager was sinds 1960 volledig invalide, maar de gemeente G. besloot de uitkering per 1 juli 1981 te beëindigen, wat klager niet accepteerde. Hij stelde dat deze beslissing in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur en het rechtsbeginsel van rechtszekerheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de wijziging van de verordening in strijd was met de imperatieve voorschriften van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, die voorschrijven dat de uitkering aan een invalide gewezen wethouder moet worden voortgezet. De Raad verklaarde het beroep van klager gegrond en vernietigde de beslissing van de gemeente G. om de uitkering te beëindigen.