ECLI:NL:CG:2025:1

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
GP 11.860
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring reguliere pachtovereenkomst voor kortere duur dan wettelijke termijn

In deze zaak heeft de Centrale Grondkamer op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot goedkeuring van een reguliere pachtovereenkomst. De pachtovereenkomst was aangegaan voor een duur van drie jaren, met een jaarlijkse pachtprijs van € 6.000. De verpachter had de overeenkomst ter goedkeuring naar de grondkamer gestuurd, maar was het niet eens met de door de grondkamer vastgestelde termijn voor verlenging van de pachtovereenkomst. De Centrale Grondkamer heeft de beslissing van de grondkamer in stand gelaten, waarbij werd vastgesteld dat de goedkeuring van de kortere duur van de pachtovereenkomst noodzakelijk was en dat de grondkamer verplicht was om een termijn te bepalen waarbinnen de pachter verlenging kon vorderen. De verpachter voerde aan dat er ook een pachtbeëindigingsovereenkomst was, maar de Centrale Grondkamer oordeelde dat deze niet voor goedkeuring was ingediend en dat de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet ten nadele van de pachter konden worden afgeweken. De Centrale Grondkamer bekrachtigde de beschikking van de grondkamer, waarmee de goedkeuring van de pachtovereenkomst werd bevestigd.

Uitspraak

CENTRALE GRONDKAMER
Datum: 22 mei 2025
Dossiernummer: GP 11.860
Beschikking
in de zaak van:
[verpachter],
wonend in [woonplaats] gemeente [gemeente],
hierna te noemen: verpachter,
gemachtigde: B.J. Kooijman, van Schep Makelaars B.V. in Schoonhoven,
-tegen-
[pachter],
handelend namens de V.O.F. [naam VOF] Melkveehouderij,
wonend in [woonplaats], gemeente [gemeente],
hierna te noemen: pachter.
De beslissing van de Centrale Grondkamer in het kort
Partijen zijn een reguliere pachtovereenkomst met elkaar aangegaan voor de duur van drie jaren. Deze pachtovereenkomst is ter goedkeuring naar de grondkamer ingestuurd. De grondkamer heeft in haar beschikking:
  • goedkeuring verleend aan de kortere duur
  • een termijn vastgesteld waarbinnen verlenging van de pachtovereenkomst kan worden gevraagd bij de pachtkamer;
  • de pachtovereenkomst goedgekeurd.
Verpachter is het niet eens met de door de grondkamer vastgestelde termijn voor verlenging.
De Centrale Grondkamer laat de beslissing van de grondkamer in stand.
Hierna legt de Centrale Grondkamer de beslissing uit. Eerst beschrijft de Centrale Grondkamer onder 1. en 2. wat er in de procedure bij de grondkamer en in de procedure bij de Centrale Grondkamer is gebeurd. Onder 3. staan de redenen voor de beslissing. Onder 4. staat de beslissing in juridische woorden.

1.De procedure bij de grondkamer

1.1.
Verpachter heeft de tussen partijen overeengekomen reguliere pachtovereenkomst ter goedkeuring naar de grondkamer ingestuurd. In de pachtovereenkomst van 4 juli 2024 heeft verpachter aan pachter een ligboxenstal met ondergrond zonder landbouwgrond verpacht. Het gepachte is plaatselijk bekend [adres], [postcode plaats], kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Zuid-Holland], [kadastrale gegevens]. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van drie jaren, met ingang van 1 januari 2024 en eindigend op 31 december 2026 met een jaarlijkse pachtprijs van € 6.000.
1.2.
Het verzoek tot goedkeuring is bij de grondkamer Zuidwest (hierna: de grondkamer) op 13 juni 2024 binnengekomen.
1.3.
De grondkamer heeft in de beschikking van 6 september 2024:
  • goedkeuring verleend aan het verpachten van het in het pachtoverzicht genoemde object voor de periode van 3 jaar, eindigende 31 december 2026,
  • bepaald dat door de pachter bij de pachtkamer van de bevoegde rechtbank, sector kanton, verlenging van de pachtovereenkomst kan worden gevorderd uiterlijk 6 maanden vóór het einde van de overeenkomst,
  • de pachtovereenkomst tussen [naam verpachter] als verpachter en [naam pachter] Melkveehouderij V.O.F. als pachter goedgekeurd.
1.4.
Een afschrift van die beschikking is aan partijen verzonden op 27 september 2024 en is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. Naar de beschikking van de grondkamer wordt verwezen voor de procedure bij de grondkamer en de aan de beschikking ten grondslag gelegde motivering.

2.De procedure bij de Centrale Grondkamer

2.1.
Verpachter is met een beroepschrift dat de Centrale Grondkamer op 22 oktober 2024 heeft ontvangen in beroep gegaan van de beschikking van de grondkamer. Verpachter heeft de Centrale Grondkamer verzocht de beschikking van de grondkamer te vernietigen en de verlengingsmogelijkheid (het tweede gedachtestreepje) te verwijderen.
2.2.
Pachter is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het beroepschrift te reageren. Van deze gelegenheid heeft pachter geen gebruik gemaakt.
2.3.
Aan partijen is gevraagd of zij een zitting wensen. Verpachter heeft telefonisch en per e-mail laten weten dat hij uitsluitend telefonisch een toelichting wenst te geven. De Centrale Grondkamer heeft geen zitting bepaald. Van pachter is geen reactie ontvangen.

3.De redenen voor de beslissing

3.1.
Verpachter heeft in hoger beroep als reden voor het verwijderen van de passage over de verleningsmogelijkheid aangevoerd dat partijen ten tijde van het tekenen van de pachtovereenkomst ook een pachtbeëindigingsovereenkomst zijn aangegaan.
3.2.
De (reguliere) pachtovereenkomst van partijen is aangegaan voor een kortere duur (drie jaar) dan de wettelijke duur (zes jaar) en die kortere duur behoeft (op grond van artikel 7:325 lid 3 BW) de goedkeuring van de grondkamer. De grondkamer moet (op grond van artikel 7:325 leden 4, 6 en 7 BW) in haar beschikking de reden van haar goedkeuring aan de kortere duur vermelden en, als de goedgekeurde termijn langer dan een jaar is, de termijn waarbinnen de pachter een vordering tot verlenging van de pachtovereenkomst kan instellen.
3.3.
Dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een kortere duur rechtvaardigen staat niet ter discussie.
3.4.
De grondkamer moet, bij een termijn langer dan een jaar, in haar beschikking een termijn bepalen waarbinnen de pachter verlenging van de pachtovereenkomst zal kunnen vorderen. Voor zover verpachter bedoeld heeft dat deze verplichting voor partijen niet geldt omdat zij tegelijk met de pachtovereenkomst een pachtbeëindigingsovereenkomst zijn overeengekomen, gaat dit niet op. Deze gelijktijdige pachtbeëindigingsovereenkomst is niet naar de grondkamer gestuurd voor goedkeuring. Maar voor zover daarmee bedoeld is van artikel 7:325 BW af te wijken, komt deze pachtbeëindigingsovereenkomst ook niet voor goedkeuring in aanmerking. Van artikel 7:325 BW kan niet ten nadele van pachter worden afgeweken (artikel 7:399 BW) en de grondkamer moet een overeenkomst toetsen aan de bepalingen van titel 7.5 (artikel 7:319 lid 1 onder f BW). Deze gelijktijdige pachtbeëindigingsovereenkomst zou deze toets dan ook niet doorstaan. De grondkamer heeft dan ook terecht een verlengingsmogelijkheid in haar beschikking opgenomen.
3.5.
Gelet op het voorgaande kan het bezwaar van verpachter niet tot een aanpassing van de beslissing van de grondkamer leiden. De Centrale Grondkamer zal de beschikking van de grondkamer dan ook in stand laten (bekrachtigen).

4.De beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking, waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven op 22 mei 2025 door mrs. M.S.A. van Dam, W.F. Boele en J.U.M. van der Werff en de deskundige leden ir. W.G. Nijlant en B.Th.W. Lamers, in tegenwoordigheid van mr. M. Knipping-Verbeek als griffier.