ECLI:NL:CG:2024:3

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
GP 11.854
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening pachtprijs en bedrijfstype in akkerbouwbedrijf

In deze zaak heeft de Centrale Grondkamer op 25 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot herziening van de pachtprijs van een woning en bedrijfsgebouwen, die door de Staat der Nederlanden, Rijksvastgoedbedrijf, Directie Transacties & Projecten, Afdeling Verhuur, werd verpacht aan een pachter. De verpachtster, hierna aangeduid als de Staat, had bezwaren tegen de door de grondkamer vastgestelde pachtprijs van € 8.170,- per jaar, die was ingegaan op 1 november 2021. De bezwaren van de verpachtster waren gericht op de indeling naar bedrijfstype, waarbij zij van mening was dat het verpachte als een gemengd bedrijf moest worden aangemerkt, in plaats van als een akkerbouwbedrijf.

De procedure begon met een verzoek van de verpachtster tot herziening van de pachtprijs, dat op 13 juli 2022 bij de grondkamer was geregistreerd. De grondkamer had op 25 mei 2023 de pachtprijs herzien, maar de verpachtster ging in beroep tegen deze beslissing. In het beroepschrift, dat op 19 juli 2023 door de Centrale Grondkamer werd ontvangen, vroeg de verpachtster om vernietiging van de beschikking van de grondkamer en om vaststelling van de pachtprijs met inachtneming van het bedrijfstype ‘overig’. De pachter voerde verweer en vroeg om bevestiging van de beslissing van de grondkamer.

De Centrale Grondkamer heeft de bezwaren van de verpachtster afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de pachtovereenkomst uit 1972 was gewijzigd in 1978, waarbij de bestemming van het gepachte was veranderd van gemengd bedrijf naar akkerbouwbedrijf. Hierdoor was de grondkamer terecht uitgegaan van het bedrijfstype akkerbouwbedrijf bij de bepaling van de pachtprijs. De Centrale Grondkamer bekrachtigde de beschikking van de grondkamer, waarmee de pachtprijs van € 8.170,- per jaar werd gehandhaafd.

Uitspraak

CENTRALE GRONDKAMER
Datum: 25 april 2024
Dossiernummer: GP 11.854
Beschikking
in de zaak van:
Staat der Nederlanden, Rijksvastgoedbedrijf, Directie Transacties & Projecten, Afdeling Verhuur,
zetelend in Den Haag, kantoorhoudend in Assen,
hierna te noemen: verpachtster,
-tegen-
[pachter],
wonend in [woonplaats], [gemeente],
hierna te noemen: pachter,
gemachtigde: mr. M.J.G. Peters, advocaat bij Benthem Gratama Advocaten in Zwolle.
De beslissing van de Centrale Grondkamer in het kort
Verpachtster vraagt om herziening van de pachtprijs van de door haar verpachte woning en bedrijfsgebouwen. Tegen de pachtprijs die de grondkamer heeft vastgesteld (€ 8.170,- ) heeft verpachtster bezwaren. De bezwaren zien op de indeling naar bedrijfstype.
De Centrale Grondkamer wijst het verzoek van verpachtster af.
Hierna legt de Centrale Grondkamer de beslissing uit. Eerst beschrijft de Centrale Grondkamer onder 1 en 2 wat er in de procedure bij de grondkamer en in de procedure bij de Centrale Grondkamer is gebeurd. Onder 3 staan de redenen voor de beslissing. Onder 4 staat de beslissing in juridische woorden.

1.De procedure bij de grondkamer

1.1.
Na meerdere pachtwijzigingsovereenkomsten en een akte van pachtoverdracht heeft verpachtster nu aan pachter een hoeve verpacht, bestaande uit en gelegen in de [polder], kadastraal bekend als gemeente [gemeente in de provincie Flevoland], [kadastrale aanduiding], totaal groot 32.54.00 ha. De pacht is ingegaan op 1 november 1971 voor het land en 1 mei 1972 voor de gebouwen.
1.2.
Verpachtster heeft een verzoek gedaan tot herziening van de pachtprijs van de woning en de bedrijfsgebouwen. Het verzoek van verpachtster is een verzoek zoals is bedoeld in artikel 7:333 lid 2 BW. Het verzoek is bij de grondkamer Noordwest (hierna: de grondkamer) op 13 juli 2022 geregistreerd.
1.3.
De grondkamer heeft in de beschikking van 25 mei 2023 de tegenprestatie herzien en de pachtprijs voor de woning en de bedrijfsgebouwen bepaald op € 8.170,- per jaar, ingaande 1 november 2021.
1.4.
Een afschrift van die beschikking is aan partijen verzonden op 22 juni 2023 en is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. Naar de beschikking van de grondkamer wordt verwezen voor de procedure bij de grondkamer en de aan de beschikking ten grondslag gelegde motivering.

2.De procedure bij de Centrale Grondkamer

2.1.
Verpachtster is met een beroepschrift dat de Centrale Grondkamer op 19 juli 2023 heeft ontvangen in beroep gegaan tegen de beschikking van de grondkamer. Verpachtster heeft de Centrale Grondkamer verzocht de beschikking van de grondkamer te vernietigen en de pachtprijs voor de bedrijfsgebouwen vast te stellen met inachtneming van het bedrijfstype ‘overig’.
2.2.
Pachter heeft hiertegen verweer gevoerd met een verweerschrift dat de Centrale Grondkamer op 17 augustus 2023 heeft ontvangen. Pachter is het eens met de beslissing van de grondkamer en vraagt de beslissing van de grondkamer te bevestigen.

3.De redenen voor de beslissing

3.1.
Verpachtster is het niet eens met de indeling naar bedrijfstype als bedoeld in artikel 16 van het Pachtprijzenbesluit 2007. Volgens haar staat in de pachtovereenkomst van 19 april 1972 dat het verpachte is uitgegeven als een gemengd bedrijf, zodat van het bedrijfstype ‘overig’ moet worden uitgegaan bij de bepaling van de hoogst toelaatbare pachtprijs.
3.2.
De Centrale Grondkamer gaat voorbij aan de bezwaren van verpachtster. Uit de pachtwijzigingsovereenkomst uit 1972 blijkt dat de pachtovereenkomst is uitgegeven als een hoeve, bestemd voor de uitoefening van een gemengd bedrijf. Partijen zijn echter in de pachtwijzigingsovereenkomst van 31 maart 1978 in artikel 7 overeengekomen dat de bestemming van het gepachte wordt gewijzigd van gemengd bedrijf in akkerbouwbedrijf. De grondkamer is in haar taxatie bij de bepaling van de hoogst toelaatbare pachtprijs voor de bedrijfsgebouwen dus terecht uitgegaan van het bedrijfstype akkerbouwbedrijf. Gelet hierop zal de Centrale Grondkamer de beschikking van de grondkamer bekrachtigen.

4.De beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking, waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven op 25 april 2024 door mrs. M.S.A. van Dam, W.F. Boele en B.J.H. Hofstee en de deskundige leden ing. P. Kerkstra en B.Th.W. Lamers, in tegenwoordigheid van mr. M. Knipping-Verbeek als griffier.