ECLI:NL:CG:2024:3
Centrale Grondkamer
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening pachtprijs en bedrijfstype in akkerbouwbedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Grondkamer op 25 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot herziening van de pachtprijs van een woning en bedrijfsgebouwen, die door de Staat der Nederlanden, Rijksvastgoedbedrijf, Directie Transacties & Projecten, Afdeling Verhuur, werd verpacht aan een pachter. De verpachtster, hierna aangeduid als de Staat, had bezwaren tegen de door de grondkamer vastgestelde pachtprijs van € 8.170,- per jaar, die was ingegaan op 1 november 2021. De bezwaren van de verpachtster waren gericht op de indeling naar bedrijfstype, waarbij zij van mening was dat het verpachte als een gemengd bedrijf moest worden aangemerkt, in plaats van als een akkerbouwbedrijf.
De procedure begon met een verzoek van de verpachtster tot herziening van de pachtprijs, dat op 13 juli 2022 bij de grondkamer was geregistreerd. De grondkamer had op 25 mei 2023 de pachtprijs herzien, maar de verpachtster ging in beroep tegen deze beslissing. In het beroepschrift, dat op 19 juli 2023 door de Centrale Grondkamer werd ontvangen, vroeg de verpachtster om vernietiging van de beschikking van de grondkamer en om vaststelling van de pachtprijs met inachtneming van het bedrijfstype ‘overig’. De pachter voerde verweer en vroeg om bevestiging van de beslissing van de grondkamer.
De Centrale Grondkamer heeft de bezwaren van de verpachtster afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de pachtovereenkomst uit 1972 was gewijzigd in 1978, waarbij de bestemming van het gepachte was veranderd van gemengd bedrijf naar akkerbouwbedrijf. Hierdoor was de grondkamer terecht uitgegaan van het bedrijfstype akkerbouwbedrijf bij de bepaling van de pachtprijs. De Centrale Grondkamer bekrachtigde de beschikking van de grondkamer, waarmee de pachtprijs van € 8.170,- per jaar werd gehandhaafd.