Uitspraak
gevestigd te [adres]
hierna te noemen: pachtster,
gemachtigde: mr L. Koning, Oomen & Sweep Advocaten te Haarlem,
wonende te [adres]
gemachtigde: mr E.H.M. Harbers, Vangoud Advocaten B.V. te Arnhem.
1.De procedure bij de grondkamer
15 september 2016 en eindigende op 1 juni 2030.
In de pachtovereenkomst staat het volgende over de pachtprijs:
Artikel 3. Pachtprijs1. De te betalen pachtprijs bedraagt per 1 januari 2017 € 176.368,-- exclusief btw, te betalen vooraf in 12 maandelijkse termijnen, met een jaarlijkse indexering. Met ingang van 1 januari 2018 bedraagt de pachtprijs € 178.623,52, met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de pachtprijs € 182.591,73 en met ingang van 1 januari 2021 bedraagt de pachtprijs € 183.967,80.
1.3 De grondkamer heeft bij beschikking van 13 mei 2022 de overeenkomst gewijzigd in die zin dat aan artikel 3 een vierde artikellid wordt toegevoegd, waarin staat: “De in de voorgaande leden bepaalde pachtprijs zal op de aldaar beschreven wijze worden geïndexeerd, tenzij voornoemde indexering zal leiden tot een hogere pachtprijs dan op grond van het toepasselijke Pachtprijzenbesluit zal zijn toegestaan in welk geval de pachtprijs zal worden beperkt tot de wettelijk geldende maximum pachtprijs”. De grondkamer heeft vervolgens de gewijzigde overeenkomst goedgekeurd.
2.2. De procedure bij de Centrale Grondkamer
3.De redenen voor de beslissing
nietde tussen partijen overeengekomen pachtprijs, maar betreft alleen de in artikel 3 van de pachtovereenkomst opgenomen regeling over de indexering van de pachtprijs in de toekomst en een in verband daarmee voorgestelde toevoeging van een vierde lid aan artikel 3 van de pachtovereenkomst. Dáárover moeten partijen gehoord worden en die mogelijkheid hebben partijen naar aanleiding van het voorlopig oordeel gehad. Dat partijen daarbij niet de beschikking hebben gehad over het rapport van het onderzoek maakt dat niet anders.
In dit geval is het dus niet zo dat de manier waarop de grondkamer heeft beslist dat de overeengekomen pachtprijs goedgekeurd kan worden, alsnog ertoe leidt dat de goedgekeurde overeengekomen pachtprijs - waartegen geen beroep openstaat - in hoger beroep moet worden getoetst, zoals pachtster beoogt. De achtergrond van een appelverbod is juist ook dat partijen zich er niet over kunnen beklagen dat de grondkamer goedkeurt wat zij zelf zijn overeengekomen.
4.De beslissing
R.W.E. van Leuken en de deskundige leden mr. ing. E. Oostra en B. Lamers, in tegenwoordigheid van mr. M. Vriend als griffier.