Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De kern van de zaak en de beslissing
In de pachtovereenkomst staat dat het gebruik van glyfosaat op het gepachte niet is toegestaan en dat glyfosaat alleen na toestemming van verpachtster mag worden toegepast (hierna: het glyfosaatverbod). De grondkamer heeft het glyfosaatverbod uit de pachtovereenkomst geschrapt en de pachtovereenkomst goedgekeurd. Verpachtster is het daarmee niet eens en is in hoger beroep gekomen bij de Centrale Grondkamer. De Centrale Grondkamer keurt het glyfosaatverbod in de zesjarige geliberaliseerde pachtovereenkomst goed onder toevoeging van een voorwaarde. Die voorwaarde is dat verpachtster bij het einde van de pachtovereenkomst pachter niet zal aanspreken op het niet opleveren in de staat waarin het gepachte in gebruik is gegeven als dit niet opleveren in die staat het rechtstreeks gevolg is van het verbod op het gebruik van glyfosaat en pachter redelijkerwijs geen andere maatregelen heeft kunnen treffen om dit te voorkomen. Hierna legt de Centrale Grondkamer haar oordeel uit.
De motivering van de beoordeling
1. Pachtovereenkomsten moeten op grond van de wet worden goedgekeurd door de grondkamer. Een - hier niet aan de orde zijnde - uitzondering daarop geldt voor enkele in de wet specifiek genoemde pachtovereenkomsten. De grondkamer keurt de pachtovereenkomst goed, tenzij sprake is van in de wet genoemde gevallen waarin niet (zonder wijziging) mag worden goedgekeurd (artikel 7:319 BW). Als de grondkamer geen goedkeuring geeft, dan wijzigt zij de pachtovereenkomst (door middel van aanpassing of schrapping van bedingen uit de pachtovereenkomst) of vernietigt zij de pachtovereenkomst (artikel 7:320 lid 1 BW). De door de grondkamer gewijzigde pachtovereenkomst geldt als een goedgekeurde overeenkomst (artikel 7:320 lid 2 BW). Het komt er dus op neer dat de grondkamer en in beroep de Centrale Grondkamer op grond van de wet moet ingrijpen in de contractsvrijheid van partijen in de in de wet geregelde gevallen.
2. De Centrale Grondkamer moet de vraag beantwoorden of het glyfosaatverbod in artikel 11 van de pachtovereenkomst moet worden goedgekeurd, eventueel na wijziging van de overeenkomst. Daarbij geldt in deze zaak als uitgangspunt dat de grondkamer (en in beroep: de Centrale Grondkamer) de pachtovereenkomst goedkeurt, tenzij sprake is van verplichtingen die voor de pachter uit de pachtovereenkomst voortvloeien die als buitensporig moeten worden beschouwd (artikel 7:319 lid 1 aanhef en onder b BW). Een verplichting is buitensporig in de zin van dat artikel als zij, mede gelet op de hoogte van de overeengekomen pachtprijs, kennelijk niet in een redelijke verhouding staat tot het genot dat de pachter uit hoofde van de pachtovereenkomst wordt geboden.
3. Onder omstandigheden kan de grondkamer de pachtprijs wijzigen om een buitensporig beding te compenseren. Op grond van artikel 7:397 lid 1 BW vindt bij een geliberaliseerde pachtovereenkomst voor een duur van zes jaren of korter zoals in deze zaak aan de orde geen pachtprijstoetsing door de grondkamer (in de zin van artikel 7:319 lid 1 onder a BW) plaats. De grondkamer mag bij zo een pachtovereenkomst de overeengekomen pachtprijs dan ook niet wijzigen ter compensatie van een als buitensporig beoordeelde verplichting, om zo de pachtovereenkomst alsnog te kunnen goedkeuren. Een en ander betekent echter niet dat met de hoogte van de overeengekomen pachtprijs in het kader van de beoordeling of sprake is van een buitensporige verplichting geen rekening mag worden gehouden.
4. De bevoegdheid van de grondkamer (en in beroep: de Centrale Grondkamer) om in te grijpen in een tussen partijen gesloten geliberaliseerde pachtovereenkomst is een verregaande bevoegdheid. In de tekst van artikel 7:319 lid 1 aanhef en onder b BW komt dat nog eens uitdrukkelijk tot uiting doordat de wet spreekt van
buitensporigeverplichtingen. De Centrale Grondkamer heeft eerder al beslist dat een verplichting buitensporig is als deze
kennelijk(overduidelijk, klaarblijkelijk) niet in een redelijke verhouding staat tot wat de pachter op grond van de pachtovereenkomst wordt geboden.
5. De Centrale Grondkamer heeft in eerdere beschikkingen het glyfosaatverbod in een geliberaliseerde overeenkomst met een duur van één jaar respectievelijk drie jaar niet als buitensporig aangemerkt en de pachtovereenkomst goedgekeurd1. In een andere beschikking heeft de Centrale Grondkamer in een geliberaliseerde pachtovereenkomst met een duur van twee jaar met een glyfosaatverbod de pachtovereenkomst gewijzigd (door toevoeging van een voorwaarde) en de pachtovereenkomst goedgekeurd2.
6. De volgende omstandigheden zijn in dit geval van belang.
Het gepachte is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als - zo is niet bestreden - grasland. Verpachtster heeft het gepachte openbaar ter verpachting aangeboden en heeft potentiële pachters tevoren gewezen op het glyfosaatverbod. Verpachtster heeft hen de gelegenheid gegeven in te schrijven tegen een door de pachter(s) te bepalen prijs. Pachter heeft zich ingeschreven voor de te verpachten grond en heeft daarbij zijn prijs genoemd.
In artikel 5 van de pachtovereenkomst staat onder meer:
“Artikel 5. AANVAARDING EN TERBESCHIKKINGSTELLING
a.
Het gepachte is partijen volkomen bekend, die daarvan geen nadere omschrijving verlangen.
Pachter aanvaardt het gepachte in de (onderhouds)staat waarin het zich bevindt ten tijde van
1. Centrale Grondkamer, 5 maart 2020, GP 11.812 (Glyfosaatverbod, TvAR 2020/8020) en Centrale Grondkamer, 11 november 2021, GP 11.833 (Glyfosaatverbod II, TvAR 2021/8075)
2 Centrale Grondkamer, 27 januari 2022, GP 11.835 (Glyfosaatverbod III, TvAR 2022/8083)
het aangaan van deze pachtovereenkomst. Het gepachte wordt geacht te zijn opgeleverd en aanvaard in de staat die pachter mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort waarop de pachtovereenkomst betrekking heeft.
b.
In afwijking van het bepaalde in artikel 7:341 BW geldt dat verpachter niet aansprakelijk is voor (de gevolgen van) eventuele gebreken die het gepachte blijkt te hebben en die verpachter op het moment van het aangaan van de pachtovereenkomst niet kende, of naar op dat moment gangbare opvattingen niet hoefde te kennen. Verpachter is evenmin aansprakelijk voor (de gevolgen van) eventuele zichtbare en/of onzichtbare gebreken, die na het aangaan van de pachtovereenkomst ontstaan c.q. mochten ontstaan. Op verpachter rust terzake van zichtbare en/of onzichtbare gebreken, ontstaan na het aangaan van de pachtovereenkomst, geen onderzoeks- en/of mededelingsplicht. De pachter kan terzake de in dit lid genoemde gebreken geen aanspraak maken op het verhelpen daarvan en heeft geen recht op vermindering van de pachtprijs in geval van vermindering van pachtgenot als gevolg van deze gebreken.”
In artikel 10b van de pachtovereenkomst staat onder meer:
“Grasland (…)
Pachter dient het grasland vrij te houden van schadelijke gewassen en onkruid en hij zal het onderhoud van het pachtobject zodanig moeten verzorgen, zoals nodig is en wordt vereist. (…) Het is pachter niet toegestaan om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verpachter grasland te scheuren, behoudens na verkregen machtiging overeenkomstig artikel 7:348 lid 2, 3 en 4 BW.”
In artikel 11 van de pachtovereenkomst staat onder meer:
“Bestaand grasland mag niet worden gescheurd.”
In artikel 17 van de pachtovereenkomst staat onder meer:
“Artikel 17. EINDE VAN DE PACHT
a.
Pachter is bij het einde van de pachtovereenkomst verplicht het gepachte weer in tenminste dezelfde en goede staat ter vrije beschikking te stellen van verpachter of aan de door verpachter aangewezen nieuwe grondgebruiker.
b.
Pachter blijft aansprakelijk voor schade en gebreken aan het gepachte of tekortkomingen in het onderhoud ervan die zich na de oplevering als bedoeld in lid a. openbaren, maar voordien zijn ontstaan, tenzij het gebreken betreft die bij de aanvraag van de pachtovereenkomst al aanwezig waren en die verpachter toen kende of naar de op dat moment gangbare opvattingen behoorde te kennen.”
7. Verpachtster heeft tijdens de zitting en in haar stukken het volgende aangevoerd.
Verpachtster streeft ernaar om via haar pachtbeleid de landbouw samen met haar pachters te verduurzamen. Het is een proces van continue verbetering. Met het oog op die verduurzaming en vanwege het voorzorgprincipe is ook het glyfosaatverbod in de pachtovereenkomst opgenomen. Aangezien er alternatieven voor het gebruik van glyfosaat mogelijk zijn, dan wel het gebruik van glyfosaat door verpachtster kan worden toegestaan als er geen realistisch alternatief voor glyfosaat is en gewasbescherming noodzakelijk is, wordt pachter niet geconfronteerd met nadelige effecten van het glyfosaatverbod en hoeft de verpachte grond ook niet te veronkruiden.
In het pachtbeleid van verpachtster staat over het vereiste van toestemming het volgende:
“Indien een ondernemer toch glyfosaat wil gebruiken, dient hij dit bij de provincie aan te vragen. De beoordeling hiervan vindt plaats door de beheerder van de provincie samen met een externe expert (bijvoorbeeld een gewasexpert of een duurzaamheidscoach). Als er écht geen alternatief is en gewasbescherming is wel noodzakelijk, dan wordt het middel alsnog toegestaan.”
Verpachtster heeft al ervaring opgedaan met het glyfosaatverbod in eerdere (goedgekeurde) geliberaliseerde pachtovereenkomsten. In de afgelopen periode kwam het erop neer dat een pachter naar verpachtster mailde of belde met het verzoek of hij glyfosaat mag gebruiken. Pachter moet dan het gewas en de grond beschrijven. Vervolgens gaan de beheerder namens verpachtster, pachter en een gewasexpert samen in het veld de situatie bekijken. De expert zal de vragen “Is glyfosaat de enige of beste oplossing? Zijn er alternatieven? Wat zijn de kosten daarvan?” naar aanleiding van het veldbezoek beantwoorden. Er is alle ruimte voor het stellen van vragen door pachter. Verpachtster kan afwijken van het advies van de expert, maar dat is nog niet gebeurd. De expert is onafhankelijk. De expert wordt wel betaald door verpachtster, omdat de pachter de kosten niet wil betalen, maar verpachtster wil onafhankelijk advies.
Verpachtster wil het beste voor de grond. Het belang voor de pachter is niet altijd het beste voor de grond. Soms heeft pachter een ander belang. Verpachtster heeft ongeveer 300 contracten en er zijn 8 verzoeken om toepassing van glyfosaat gedaan. 90% van de verzoeken om toestemming heeft verpachtster toegestaan, sinds verpachtster hiermee is begonnen in november 2020, en dat betrof
vooral bouwland. Verpachtster heeft één keer toestemming gegeven voor het gebruik van glyfosaat op grasland. Tot nu toe heeft steeds dezelfde expert geadviseerd, een gewasdeskundige. Pachter heeft ook de vrijheid om zelf een expert aan te dragen. Door het gesprek met pachter in het veld leren pachter en verpachter over alternatieve bestrijding en dat werkt goed.
Verpachtster wil niet dat een pachter de opvolgend pachter een probleem geeft. Als pachter bijvoorbeeld in jaar 1 om toestemming vraagt, bijvoorbeeld omdat hij te laat was voor machinaal bewerken, dan kan verpachtster toestemming geven na advies van de expert. Maar dan zegt verpachtster wel: dit jaar mag glyfosaat worden gebruikt, maar volgend jaar moet het anders, volgens het alternatief van de expert. Het is maatwerk. Veel pachters hebben die ‘mindset’ eigenlijk al. Het advies van de expert met een behandelplan gaat ook naar pachter. Een simpel “Nee, je krijgt geen toestemming” is niet aan de orde. Daar heeft verpachtster ook niets aan.
Een advies van de expert kan bijvoorbeeld zijn: glyfosaat pleksgewijs aanbrengen en in een lage dosering. Het betreft maatwerk. Uit adviezen van de expert komt naar voren dat in veel gevallen waarin het gebruik van glyfosaat door de provincie is toegestaan, voor de toekomst methoden zonder glyfosaat toepasbaar zijn. Denk in dit verband aan het in het voorjaar tijdig beginnen met de mechanische bestrijding van onkruid of chemische bestrijding van onkruid met andere middelen dan glyfosaat.
Op dit moment wordt er bij de aanvaarding van het gepachte geen beschrijving van de staat van het gepachte opgemaakt, maar dat wil verpachtster in de toekomst wel gaan doen, ter voorkoming van discussie over die staat. Pachter heeft ook een wettelijke inspanningsplicht. Pachter zal er ook voor moeten zorgen dat het gepachte niet gaat verwoekeren. Het is ook in het belang van pachter dat de grond kan worden gebruikt. De controle bij de oplevering van het gepachte gebeurt nu door de beheerder van verpachtster. Verpachtster meent dat een versoepeling van de opleveringsverplichting in artikel 17 van de pachtovereenkomst conform de laatste beslissing van de Centrale Grondkamer, kan leiden tot met onkruid vervuilde gronden die niet ten goede komen aan een eventuele opvolgende pachter en evenmin aan de duurzaamheid van haar landbouwgronden. Verpachtster acht dit niet wenselijk.
8. Pachter heeft zijn standpunt niet laten weten in deze procedure (bij de grondkamer en de Centrale Grondkamer). Met dat standpunt kan de Centrale Grondkamer dan ook geen rekening houden.
9. De Centrale Grondkamer stelt voorop dat het een verpachter is toegestaan om het gebruik van glyfosaat op het gepachte te verbieden met het oog op de bescherming van de bodem en het bodemleven, ook al is glyfosaat als middel ter bestrijding van onkruiden toegelaten tot de markt. Bij aanvaarding van het aanbod om te pachten was pachter op de hoogte van het glyfosaatverbod en pachter heeft daarbij rekening kunnen houden met kosten als gevolg van het niet mogen gebruiken van glyfosaat. Pachter kan tijdens de duur van de pachtovereenkomst en bij het einde van de pachtovereenkomst worden geconfronteerd met de gevolgen van het glyfosaatverbod, gezien de onder 6 genoemde artikelen van de pachtovereenkomst. Voor pachter is niet te voorzien in welke gevallen verpachtster toestemming zal geven om glyfosaat te mogen gebruiken, omdat de pachtovereenkomst en het pachtbeleid van verpachtster daarvoor onvoldoende concrete criteria bevatten, terwijl pachter voor dat gebruik wel afhankelijk is van de toestemming van verpachtster. In dit geval komen de financiële lasten van i) het bij de ingebruikgeving van het gepachte aanwezig zijn van onkruid dat alleen met glyfosaat zou kunnen worden bestreden en ii) het ontstaan en de
verspreiding van zo’n onkruid tijdens de duur van de pachtovereenkomst, volledig bij pachter terecht als hij geen toestemming van verpachtster krijgt om glyfosaat te gebruiken. Pachter moet het gepachte namelijk onkruidvrij houden (artikel 10b van de pachtovereenkomst) en in goede staat (‘schoon’) opleveren (artikel 17 van de pachtovereenkomst), terwijl alternatieve bestrijding tijdrovend en kostbaar kan zijn en ten koste van de opbrengst kan gaan, met een onverminderde verplichting van pachter om de pachtprijs te betalen. Deze opleveringsverplichting van de pachter die ertoe leidt dat het volledige financiële risico van het glyfosaatverbod bij pachter ligt, is naar het oordeel van de Centrale Grondkamer zodanig onevenredig dat deze zonder wijziging daarin buitensporig is.
10. De procedure die in het pachtbeleid van verpachtster is genoemd en die door verpachtster tijdens de zitting van de Centrale Grondkamer is toegelicht, is een goede basis voor partijen om samen te onderzoeken wat een passende en redelijke oplossing is als zich de situatie voordoet dat pachter glyfosaat zou willen gebruiken en daarvoor toestemming van verpachtster vraagt. Verpachtster streeft met genoemde procedure naar een redelijke en praktische oplossing voor in de praktijk ontstane verzoeken om toestemming. Het vinden van een goede oplossing blijft maatwerk en is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Pachter blijft daarmee echter in die zin op achterstand dat als, om wat voor reden dan ook, verpachtster weigert toestemming te geven voor gebruik van glyfosaat en pachter redelijke bezwaren heeft (en mag hebben) tegen het door verpachtster of haar expert voorgestelde alternatief, pachter in een onredelijk belastende positie komt te verkeren. De gevolgen van het glyfosaatverbod komen dan alleen voor rekening van pachter als hiervoor al uitgelegd. De procedure voor het verkrijgen van toestemming om glyfosaat te mogen gebruiken, zoals die nu in pachtovereenkomst en in het pachtbeleid staat beschreven, heft daarom de buitensporigheid van de opleveringsverplichting zoals deze in de pachtovereenkomst staat niet op. Die buitensporigheid kan wel worden opgeheven door artikel 17 van de pachtovereenkomst te wijzigen in die zin dat daaraan wordt toegevoegd de volgende bepaling:
“f. Verpachtster zal pachter bij het einde van de pachtovereenkomst niet aanspreken op het niet opleveren in de staat waarin het gepachte in gebruik is gegeven als dit niet opleveren in die staat het rechtstreeks gevolg is van het verbod op het gebruik van glyfosaat en pachter redelijkerwijs geen andere maatregelen heeft kunnen treffen om dit te voorkomen.”
Met die wijziging is geen sprake meer van een situatie dat de verplichtingen uit de pachtovereenkomst niet in een redelijke verhouding staan tot het daaruit aan pachter geboden genot.
11. Het uitvloeisel van deze toevoeging is dat als verpachtster een onredelijk alternatief voorschrijft of geen toestemming geeft in afwijking van het advies van de expert, de gevolgen voor risico van haar zijn. Anderzijds geldt dat als de pachter (tijdens of bij het einde van de pachtovereenkomst) een redelijk alternatief niet heeft gevolgd, de gevolgen daarvan voor zijn risico zijn. Een eventueel geschil tussen partijen over de vraag of de door de expert gevonden of door de verpachtster aangedragen oplossing (bijvoorbeeld: het niet toestaan van glyfosaat en een alternatief) redelijk is en moet worden opgevolgd door pachter, kan dan zo nodig aan de pachtrechter of de grondkamer ter beslissing worden voorgelegd (afhankelijk van de gekozen insteek).
11. Al met al kan de pachtovereenkomst wat betreft het glyfosaatverbod alleen na wijziging worden goedgekeurd. Voor zover verpachtster in de toelichting op haar bezwaren 1, 2, 3 en 5 tegen de beschikking van de grondkamer anders heeft betoogd, zijn die bezwaren ongegrond.
13. Anders dan verpachtster stelt, is van een ongerechtvaardigde inbreuk op de contractsvrijheid van partijen door de grondkamer geen sprake. Hier doet zich een geval voor zoals hiervoor onder 1 is beschreven, waarin de grondkamer/Centrale Grondkamer op grond van de wet moet ingrijpen in de contractsvrijheid van partijen.
14. In de toelichting op haar vierde bezwaar tegen de beschikking van de grondkamer stelt verpachtster nog het volgende. De grondkamer heeft tot 8 januari 2021 tientallen meerderjarige pachtovereenkomsten met eenzelfde strekking en inclusief glyfosaatverbod als de aan de orde zijnde pachtovereenkomst goedgekeurd. Verpachtster mocht erop vertrouwen dat de aan de orde zijnde pachtovereenkomst ook zou worden goedgekeurd. Het leidt tot rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid, nu in een deel van de pachtovereenkomsten wel en in een ander deel van de pachtovereenkomsten door de schrapping geen glyfosaatverbod is opgenomen. Naar aanleiding van deze stellingen kan de Centrale Grondkamer slechts constateren dat het de taak van de grondkamer is te beoordelen of een aan haar voorgelegde pachtovereenkomst kan worden goedgekeurd en dat een partij, als deze het met de beslissing van de grondkamer niet eens is, in de in de wet geregelde gevallen beroep kan instellen bij de Centrale Grondkamer om zo een nieuwe beoordeling te krijgen. (Afwijken van) beleid van een grondkamer ligt in beroep niet ter toetsing voor.
Het vierde bezwaar van verpachtster kan dus ook niet leiden tot de door verpachtster gewenste goedkeuring van de pachtovereenkomst.
15. Het hoger beroep van verpachtster leidt ertoe dat het glyfosaatverbod wordt gehandhaafd en dat er een toevoeging komt aan artikel 17 van de pachtovereenkomst.