Uitspraak
[pachter],
gemachtigde: mr. H.H.M. van den Elzen, advocaat te Boxtel,
de erven [naam erflater],1. [verpachter 1],wonende te [adres], [woonplaats] [land],
5. [verpachtster 5],wonende te [adres], [woonplaats],
gemachtigde: mr. A.M.H.C. Coppens, advocaat te Deurne.
Het geding in eerste aanleg
Een afschrift van die beschikking is aan partijen verzonden op 20 maart 2019. Die beschikking is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. Naar de beschikking van de grondkamer wordt verwezen voor de procesgang in eerste aanleg en voor de aan de beschikking ten grondslag gelegde motivering.
Het geding in hoger beroep
De grieven
Het onderzoek
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
bestaande pachtovereenkomst uit 1992. Bij die pachtovereenkomst hebben verpachters als
rechtsopvolgers van de voormalige verpachter(s) aan pachter verpacht: “Boerderij, bestaande uit: bestaande bedrijfsgebouwen, (met uitzondering van de woning en tuin), koeiestal, schuur, (plaatselijk bekend [adres] [woonplaats]) weiland en bouwland, kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Limburg], [kadastrale aanduiding], groot naar kadastrale maat 12.57.70 ha”.
Dat nadien grond is verkocht aan de Staat en kadastrale gegevens zijn veranderd, terwijl een en ander niet is vastgelegd in een schriftelijke pachtovereenkomst, zoals partijen hebben meegedeeld, maakt dat oordeel niet anders. De grondkamer en de Centrale Grondkamer moeten immers bij hun beoordeling van het herzieningsverzoek uitgaan van de schriftelijke pachtovereenkomst. Partijen moeten er zelf voor zorgen dat wijzigingen in bijvoorbeeld de oppervlakte bij pachtwijzigingsovereen-komst worden vastgelegd.
De Centrale Grondkamer geeft partijen in overweging eventuele wijzigingen in hun pachtrelatie alsnog schriftelijk vast te leggen in een pachtwijzigingsovereenkomst en deze ter goedkeuring in te zenden.
€ 218,-- is dezelfde als die de pachter wenst. Het bezwaar is dus in zoverre gegrond.
€ 4.940,-- betrekking op de gebouwen en is overigens (dat wil zeggen: voor zover het betrekking heeft op het verpachte land) in beroep niet bestreden. Het bedrag van € 4.940,-- is lager dan het bedrag van € 5.014,--. Omdat verpachters niet in beroep zijn gekomen van de bestreden beschikking en pachter er niet slechter van af mag komen door zijn eigen hoger beroep, zal de Centrale Grondkamer de beschikking bevestigen.
Beslissing
D.H. de Witte en de deskundige leden mr. ing. E. Oostra en ir. H.B.M. Duenk, in tegenwoordigheid van mr. M. Vriend als griffier.