Uitspraak
[verpachter]
[adres],
[woonplaats],
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidRhali B.V.,gevestigd aan [adres], [vestigingsplaats],hierna te noemen: pachtster.
Het geding in eerste aanleg
- [kadastrale aanduiding] kadastraal groot 0.73.65 ha waarvan een gedeelte tuinbouwkas,
[kadastrale aanduiding] vormt één geheel en heeft in totaal een oppervlakte van 1.03.35 ha),
zoals aangegeven op de aan de overeenkomst gehechte en door partijen geparafeerde situatietekening, met een totale oppervlakte van 2.77.60 ha, tegen een jaarlijkse pachtprijs van
€ 100.000,- exclusief BTW. De pachtovereenkomst is aangegaan voor de periode van 6 jaar, ingaande op 1 april 2019 en eindigend op 31 maart 2025. De pachtovereenkomst is door partijen getekend op 6 mei 2019. De aanhef van de pachtovereenkomst is “geliberaliseerde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:397 lid 1 BW voor 6 jaar of korter”.
Het geding in hoger beroep
- primair: de pachtovereenkomst ongewijzigd, dus als een geliberaliseerde pachtovereenkomst, goed te keuren,
- subsidiair: indien de Centrale Grondkamer oordeelt dat sprake is van een reguliere pachtovereenkomst, deze ongewijzigd goed te keuren, met name de overeengekomen jaarlijkse pachtprijs van € 100.000,- ongewijzigd goed te keuren,
- primair en subsidiair: kosten rechtens.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Verpachter verliest daarbij echter uit het oog dat de geliberaliseerde pacht van artikel 7:397 BW alleen mogelijk is bij verpachting van los land en dat in geval van verpachting van een gebouw of een hoeve alleen reguliere pacht mogelijk is. In de wet is niet alleen voorgeschreven wanneer sprake is van een geliberaliseerde pachtovereenkomst maar ook uit de parlementaire geschiedenis volgt zonneklaar dat de geliberaliseerde pachtovereenkomst (als opvolger van de eenmalige pachtovereenkomst volgens artikel 70f lid 5-10 Pachtwet) alleen bedoeld is voor los land. Het staat partijen met andere woorden niet vrij zelf één van de uitgesloten artikelen uit artikel 7:397 BW tóch van toepassing te verklaren, waardoor onder los land ook gebouwen moeten worden begrepen (artikel 7:313 lid 2 BW) om een geliberaliseerde pachtovereenkomst ook voor gebouwen mogelijk te maken.
De Centrale Grondkamer moet in een procedure als deze, waarin de goedkeuring van een reguliere pachtovereenkomst aan de orde is, een zelfstandig oordeel over de pachtprijs geven. In de bezwaren van verpachter tegen de beschikking van de grondkamer ziet de Centrale Grondkamer aanleiding te bepalen dat deskundigen, op een nog vast te stellen datum en tijdstip, onderzoek moeten doen naar de pachtwaarde van het verpachte. De deskundigen moeten een conceptrapport aan partijen sturen waarop partijen mogen reageren. Daarna moeten de deskundigen een definitief rapport naar de Centrale Grondkamer sturen.
De Centrale Grondkamer vraagt de deskundigen bij hun onderzoek rekening te houden met:
a. de normen zoals die golden op de door partijen overeengekomen ingangsdatum van de pachtovereenkomst (1 april 2019);
b. de stelling van verpachter dat het volgens de provinciale regelgeving en het bestemmingsplan is toegestaan dat het hele bouwvlak van het verpachte bebouwd mag worden met glastuinbouw;
c. de stelling van verpachter dat het verpachte zich bevindt in een boomkwekerijgebied waarin (ingevolge provinciale regelgeving) geen nieuwe glastuinbouwbedrijven mogen worden gevestigd en bestaande glastuinbouwbedrijven tot maximaal 3 ha mogen worden uitgebreid en dat het verpachte is aan te merken als een schaars bedrijf waarnaar veel vraag is in het boomkwekerijgebied.
De beslissing
L.R. van Harinxma thoe Slooten en de deskundige leden mr. ing. E. Oostra en ing. C.R.M. van Wijk-Francissen, in tegenwoordigheid van mr. M. Vriend, als griffier.