ECLI:NL:CG:2013:3

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
10 juni 2013
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
GP 11.705
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake goedkeuring pachtovereenkomst en toepassing Pachtprijzenbesluit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van pachters A en B tegen een beschikking van de Centrale Grondkamer, waarin een pachtovereenkomst voor een hoeve met los land werd goedgekeurd. De pachters waren van mening dat de goedkeuring van de totale pachtprijs onterecht was, omdat deze niet in overeenstemming zou zijn met het Pachtprijzenbesluit. De Centrale Grondkamer had eerder op 28 februari 2013 de pachtovereenkomst goedgekeurd, maar de pachters stelden dat de goedkeuring van de totale pachtprijs niet correct was en dat de pachtprijs per onderdeel (grond, bedrijfsgebouwen en woning) afzonderlijk had moeten worden getoetst.

De pachters voerden in hun beroepschrift aan dat de grondkamer de pachtprijs niet correct had beoordeeld en dat er gegronde redenen waren om het appelverbod te doorbreken. De Centrale Grondkamer oordeelde echter dat de door pachters aangevoerde grieven geen bespreking meer behoefden, omdat de goedkeuring van de pachtprijs in overeenstemming was met de wet. De Centrale Grondkamer stelde vast dat de wijziging van de overeenkomst niet ten nadele van de pachters was en enkel diende om de overeenkomst in overeenstemming met de wet te brengen.

Uiteindelijk verwerpt de Centrale Grondkamer het beroep van de pachters en bevestigt de eerdere beschikking. De Centrale Grondkamer benadrukt dat de toepassing van de “doorbrekingsjurisprudentie” ook in deze zaak van toepassing is, en dat de pachters niet ontvankelijk zijn in hun hoger beroep omdat de goedkeuring van de pachtprijs correct was toegepast. De beslissing werd genomen op 10 juni 2013 door de rechters en deskundige leden, met mr. J.G. Bongers als griffier.

Uitspraak

CENTRALE GRONDKAMER
Datum: 10 juni 2013
Dossiernummer: GP 11.705
Beschikking
in de zaak van:
1.[pachter A],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]),
2.[pachter B],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]),
-hierna te noemen: pachters-
gemachtigde: mr. D.M.H.M. van Dijk, CMS Derks Star Busmann N.V. te Utrecht,
-tegen-

Stichting het Geldersch Landschap,

gevestigd te Arnhem, Zijpendaalseweg 44,
-hierna te noemen: verpachtster-.

Het geding in eerste aanleg

De grondkamer heeft bij beschikking van 28 februari 2013, waarvan afschrift aan partijen is verzonden op 21 maart 2013, met betrekking tot de op 6 april 2012 bij haar ter goedkeuring ingezonden “Pachtovereenkomst hoeve met los land” betreffende de hoeve, genaamd “[naam hoeve]” met los land, bestaande uit een agrarisch bedrijfswoning met bijbehorende gebouwen, erf en percelen grasland, kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Gelderland], [kadastrale aanduiding], tezamen groot 42.04.00 ha, aangegaan voor de duur van twaalf jaren, ingaande 1 april 2012 en eindigende 31 maart 2024, zulks met een pachtprijs van € 50.900,- in totaal per jaar, als volgt beslist:
“De overeenkomst wordt gewijzigd in die zin dat in artikel 21, lid 1, Oplevering, van de algemene
voorwaarden na “machtiging van de Grondkamer” wordt toegevoegd “of de rechter”.
De aldus gewijzigde overeenkomst wordt goedgekeurd.”
Voormelde beschikking is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. Daarnaar wordt verwezen voor de procesgang in eerste aanleg en de bij de beschikking gegeven motivering.

Het geding in hoger beroep

Pachters zijn bij een op 19 april 2013 ter griffie ingekomen beroepschrift in beroep gekomen van voormelde beschikking, met verzoek de beschikking, waarvan beroep, te vernietigen en opnieuw beschikkende de pachtprijs aan de hand van het Pachtprijzenbesluit (opnieuw) te toetsen; te bepalen dat bij de in de pachtovereenkomst in onderdelen voor grond, bedrijfsgebouwen en woning opgenomen pachtprijzen per onderdeel worden getoetst; de drie onderdelen van de pachtprijs separaat te toetsen en vervolgens de pachtprijs al dan niet gewijzigd goed te keuren.
Verpachtster heeft hiertegen verweer gevoerd bij een op 14 mei 2013 ter griffie ingekomen verweerschrift.

De grieven

Pachters hebben de volgende grieven aangevoerd:

Grief I

Ten onrechte heeft de Grondkamer Oost de in de pachtovereenkomst opgenomen totale pachtprijs ongewijzigd goedgekeurd.

Grief II

Ten onrechte heeft de Grondkamer Oost geoordeeld: “Het gaat hierbij om de totale pachtprijs, niet om een gedeelte van de totale pachtprijs. De Grondkamer heeft de totale pachtprijs getoetst en is van oordeel dat die pachtprijs kan worden goedgekeurd.”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep

1. De door pachters aangevoerde grieven hebben enkel betrekking op de door de grondkamer
ongewijzigd goedgekeurde pachtprijs in de onderhavige pachtovereenkomst.
2. Ingevolge artikel 36, lid 1, van de Uitvoeringswet grondkamers staat behoudens het in het derde
lid bepaalde, aan partijen, belanghebbenden, alsmede aan de verzoeker binnen een maand,
nadat de beschikking aan hen is verzonden, beroep open bij de Centrale Grondkamer. Lid 3 van
genoemd artikel bepaalt dat geen beroep door de pachter of de verpachter kan worden ingesteld
indien de pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst dan
wel het ontwerp van een van deze overeenkomsten ongewijzigd wordt goedgekeurd.
3. De situatie van artikel 36, lid 1 van de Uitvoeringswet grondkamers is hier naar de letter niet van
toepassing, nu de grondkamer de overeenkomst niet ongewijzigd heeft goedgekeurd. De Centrale
Grondkamer ziet echter aanleiding de onderhavige situatie wat betreft het beroep van
pachters hiermee gelijk te stellen, nu de toegepaste wijziging niet ten nadele van pachters
strekt en enkel heeft gediend om de overeenkomst in overeenstemming met de eisen van de wet
te brengen. Deze zienswijze is in overeenstemming met die zoals verwoord in de beschikking van
de Centrale Grondkamer van 8 september 2011, kenmerk GP 11.663.
4. Pachters hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat er gegronde redenen zijn om dit
appelverbod te doorbreken. Zij hebben daartoe gesteld dat de grondkamer in strijd met het
bepaalde in artikel 7:319, lid 1 sub a BW het Pachtprijzenbesluit ten onrechte niet in aanmerking
heeft genomen. Het buiten toepassing laten van het Pachtprijzenbesluit is naar hun mening grond
om hoger beroep van de bestreden beschikking mogelijk te maken. Zij vragen in dit verband
aandacht voor het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 1998, NJ 1998, nummer 553, alsmede
voor de conclusie van de advocaat-generaal.
Dienaangaande overweegt de Centrale Grondkamer het navolgende.
5. De Hoge Raad acht hoger beroep en cassatie wel mogelijk als de rechter buiten het
toepassingsbereik van artikel 7:685 BW is getreden, het artikel ten onrechte buiten toepassing is
gelaten (HR 12 maart 1982, NJ 1983, 1818) of zulke fundamentele rechtsbeginselen zijn
geschonden dat niet kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de
zaak. Verkeerde toepassing van artikel 7:685 BW is geen beroepsgrond (vgl. HR 27 maart 1998,
NJ 1998, 553).
6. De Centrale Grondkamer is van oordeel dat voormelde “doorbrekingsjurisprudentie” ook
toepassing kan vinden in een zaak als de onderhavige. Zoals hiervoor reeds overwogen hebben
pachters in dit verband gesteld dat de grondkamer het Pachtprijzenbesluit buiten toepassing heeft
gelaten. Mede gelet op voormelde jurisprudentie van de Hoge Raad, zijn zij naar het oordeel van
de Centrale Grondkamer in zoverre ontvankelijk in hun hoger beroep.
In hun materiële toelichting hierop stellen pachters dat, nu de pachtprijs in de pachtovereenkomst
is uitgesplitst in drie onderdelen -grond, woning en gebouwen-, deze drie onderdelen door de
grondkamer met toepassing van het Pachtprijzenbesluit hadden moeten worden getoetst, waarbij
zij hebben aangevoerd dat met name de hoogte van de tegenprestatie voor de woning niet in
overeenstemming is met het Pachtprijzenbesluit. Naar het oordeel van de Centrale Grondkamer
blijkt hieruit dat naar de mening van pachters het Pachtprijzenbesluit onjuist is toegepast. Van het
buiten toepassing laten van het Pachtprijzenbesluit zoals door pachters aangevoerd is derhalve
geen sprake zodat hun beroep op het doorbreken van het appelverbod ongegrond is.

Met betrekking tot de grieven

7. Het hiervoor overwogene brengt mede dat de door pachters aangevoerde grieven hier geen
bespreking meer behoeven.
8. Voor zoveel nodig overweegt de Centrale Grondkamer in dit verband nog dat de grondkamer wat betreft de goedkeuring van de door partijen overeengekomen en in voormelde
“Pachtovereenkomst hoeve met los land” vermelde pachtprijs toepassing heeft gegeven
aan artikel 26, lid 1 juncto artikel 33 van de Uitvoeringswet grondkamers. Zij heeft daarbij
toepassing moeten geven aan artikel 7: 319, lid 1, onder a BW, waarbij zij in de gegeven
omstandigheden terecht is uitgegaan van de pachtprijs van de hoeve als geheel en deze
vervolgens als zodanig met inachtneming van de met ingang van 1 juli 2011 in werking getreden
wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007 ongewijzigd heeft goedgekeurd.
Nog daargelaten de vraag of het door pachters in hun beroepschrift genoemde arrest van de
Hoge Raad op een procedure als de onderhavige van toepassing is, is van het ten onrechte
buiten toepassing laten van het Pachtprijzenbesluit door de grondkamer, zoals door pachters
gesteld, derhalve geen sprake.
Voor zoveel nodig merkt de Centrale Grondkamer hierbij nog op dat eerst bij een eventuele
herziening van de pachtprijs van genoemde hoeve als bedoeld in artikel 7:333, lid 2, c.q. lid 3,
BW de toetsing van de pachtprijs van de onderscheiden bestanddelen daarvan aan het dan
toepasselijke Pachtprijzenbesluit aan de orde kan komen.

Slotsom

Verwerpt het beroep.

Beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven op 10 juni 2013 door mrs. W.L. Valk, Th.C.M. Willemse en F.J.P. Lock en de deskundige leden ir. H.K.C. Roelofsen en ir. H.B.M. Duenk tegenwoordigheid van mr. J.G. Bongers als griffier.