ECLI:NL:CG:2011:7

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
8 februari 2011
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
GP 11.649
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring van pachtovereenkomst en ontvankelijkheid van beroep in het pachtrecht

In deze zaak, behandeld door de Centrale Grondkamer op 8 februari 2011, betreft het een hoger beroep van een verpachter tegen een beschikking van de grondkamer Zuid. De grondkamer had op 12 november 2010 een pachtovereenkomst goedgekeurd, waarbij de pachtprijs werd gewijzigd. De verpachter was het niet eens met de wijze waarop de pachtprijs was vastgesteld en heeft op 11 januari 2011 beroep ingesteld. De Centrale Grondkamer heeft vastgesteld dat de beschikking, waartegen beroep werd ingesteld, op 9 december 2010 aan partijen was verzonden. Aangezien de termijn voor het instellen van beroep eindigde op 10 januari 2011, en het beroepschrift van de verpachter pas op 11 januari 2011 ter griffie was ingekomen, was het beroep te laat. De Centrale Grondkamer overwoog dat de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op het hoger beroep bij de Centrale Grondkamer, en dat de omstandigheid dat de verpachter eerder bezwaar had gemaakt bij de grondkamer niet leidde tot ontvankelijkheid van het beroep. De verpachter had, naar het oordeel van de Centrale Grondkamer, voldoende tijd om binnen de beroepstermijn beroep in te stellen bij de juiste instantie. De grieven van de verpachter werden daarom niet besproken, en de Centrale Grondkamer verklaarde de verpachter niet ontvankelijk in zijn beroep.

Uitspraak

CENTRALE GRONDKAMER
Datum: 8 februari 2011
Dossiernummer: GP 11.649
Beschikking
in de zaak van:

[verpachter],

wonende te [woonplaats], [adres],
-hierna te noemen: verpachter-
-tegen-

[pachter],

wonende te [woonplaats], [adres],
-hierna te noemen: pachter-.

Het geding in eerste aanleg

De grondkamer Zuid heeft bij beschikking van 12 november 2010, waarvan afschrift aan partijen is verzonden op 9 december 2010, met betrekking tot de bij haar op 26 mei 2010 ter goedkeuring ingekomen pachtovereenkomst tussen partijen betreffende:
“- Garage + opbergruimte in de reeds gepachte stal groot 50m²
- Ruimte in open veldschuur groot 50m².
- Erf bij niet woning groot 1770m².
- Recht van overpad op delen van het erf.
- Voorzieningen waarde € 10000,-“,
kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Noord-Brabant] (in de pachtovereenkomst is kennelijk abusievelijk vermeld “gemeente [gemeente in de provincie Noord-Brabant]”), [kadastrale aanduiding], aangegaan voor de tijd van zes achtereenvolgende jaren, ingaande 1 juli 2006 en voortdurend tot 1 juli 2012, zulks tegen een maandelijkse pachtprijs van € 2.000,- te voldoen bij vooruitbetaling in één termijn, voor de eerste maal te voldoen op 1 juli 2006, als volgt beslist:
“De overeengekomen pachtprijs wordt gewijzigd in € 11.426,- per jaar.
De aldus gewijzigde overeenkomst wordt goedgekeurd”.
Voormelde beschikking is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. Daarnaar wordt verwezen voor de procesgang in eerste aanleg en de aan de beschikking ten grondslag gelegde motivering.

Het geding in hoger beroep

Verpachter is bij een 11 januari 2011 ter griffie ingekomen en bij brieven van 13 januari 2011 ( ter griffie ingekomen op 17 januari 2011) en 18 januari 2011 (ter griffie ingekomen op 19 januari 2011) in beroep gekomen van voormelde beschikking, met verzoek met inachtneming van het door hem aangevoerde een juiste pachtprijs vast te stellen.

De grieven

Verpachter heeft aangevoerd – samengevat en zakelijk weergegeven – dat hij zich niet kan verenigen met de wijze waarop de grondkamer de pachtprijs van het onderhavige pachtobject heeft bepaald.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep
1. Ingevolge artikel 36, lid 1, van de Uitvoeringswet grondkamers staat, behoudens het in derde
lid van dat artikel bepaalde, aan partijen, belanghebbenden, alsmede aan de verzoeker binnen een maand, nadat de beschikking aan hen is verzonden beroep open op de Centrale Grondkamer.
2. Artikel 1, lid 1 van de Algemene Termijnenwet bepaalt dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag op algemeen erkende feestdag is.
3. Het beroepschrift van verpachter met op de bijbehorende enveloppe als adres “Centrale Grondkamer Zuid, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem” is op 11 januari 2011 ter griffie ingekomen.
4. Blijkens de daarop geplaatste stempel is de beschikking, waarvan beroep, aan partijen verzonden op 9 december 2010. Aangezien 9 januari 2011 een zondag was eindigde, gelet op het hiervoor onder 2 overwogene, de in artikel 36, lid 1 van de Uitvoeringswet grondkamers vermelde termijn op maandag 10 januari 2011.
5. In het dossier van de grondkamer heeft de Centrale Grondkamer een op 15 december 2010 bij de grondkamer ingekomen brief van de verpachter aangetroffen, waarin hij bezwaren tegen de bestreden beschikking formuleert. Bij brief van 21 december 2010 heeft de secretaris van de grondkamer aangegeven dat de grondkamer het bezwaar niet in behandeling kan nemen en dat verpachter beroep kan instellen bij de Centrale Grondkamer. De Centrale Grondkamer heeft naar aanleiding hiervan zich de vraag gesteld of de omstandigheid dat verpachter binnen de onder 4 bedoelde termijn bij de grondkamer tegen de inhoud van de bestreden beschikking bezwaar heeft gemaakt, mee kan brengen dat hij met zijn buiten die termijn ter griffie van de Centrale Grondkamer binnengekomen beroepschrift ondanks die termijnoverschrijding ontvankelijk is.
6. In dit verband stelt de Centrale Grondkamer voorop dat ingevolge artikel 46 van de Uitvoeringswet grondkamers de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op het in die wet bepaalde en dus evenmin op het rechtsmiddel van hoger beroep op de Centrale Grondkamer. Onder meer artikel 6:15 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht is dus niet van toepassing. Tegen de achtergrond van de voortgaande tendens tot deformalisering zoals die zowel in het bestuursprocesrecht als het burgerlijk procesrecht valt te onderkennen en mede in verband met de omstandigheid dat de procedure bij zowel de grondkamer als de Centrale Grondkamer geen verplichte rechtsbijstand kent, sluit dit echter niet zonder meer uit dat de omstandigheid dat binnen de beroepstermijn bij een onbevoegde instantie beroep tegen een beschikking van de grondkamer is ingesteld, ertoe kan bijdragen dat een buiten die termijn ter griffie van de Centrale Grondkamer ingekomen beroepschrift ondanks die termijnoverschrijding ontvankelijk is.
7. In het onderhavige geval wist verpachter, naar moet worden aangenomen, kort na 21 december 2010 dat hij met zijn bezwaar bij de grondkamer op het verkeerde adres was. Op dat moment resteerde er redelijkerwijs voor hem nog voldoende tijd om binnen de beroepstermijn bij de Centrale Grondkamer beroep in te stellen. Er bestaat dan ook geen aanleiding om hem met zijn buiten die termijn ter griffie van de Centrale Grondkamer binnengekomen beroepschrift ontvankelijk te achten.

met betrekking tot de grieven

8. Het hiervoor overwogene brengt mede dat de door verpachter aangevoerde grieven geen bespreking meer behoeven.

Slotsom

Verpachter is niet ontvankelijk in zijn beroep.

Beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
Verklaart verpachter niet ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven op 8 februari 2011 door mr. W.L. Valk, mr. M.G.W.M. Stienissen en mr. Th.C.M. Willemse en de deskundige leden mr. ing. J.A. Jansens van Gellicum en ir. H.B.M. Duenk, in tegenwoordigheid van mr. J.G. Bongers als griffier.