ECLI:NL:CG:2011:2

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
3 november 2011
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
GP 11.678
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen betalingsverzoek van incassobureau in pachtkwestie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de verpachter tegen een betalingsverzoek van GGN Incasso B.V. betreffende griffierechten. De Centrale Grondkamer heeft op 3 november 2011 uitspraak gedaan. De verpachter had eerder een pachtwijzigingsovereenkomst goedgekeurd gekregen door de grondkamer Oost, maar had een factuur ontvangen voor het griffierecht dat hij niet volledig had betaald. Na een herinneringsverzoek van het incassobureau ontving de gemachtigde van de verpachter een brief waarin hij werd verzocht het resterende bedrag te voldoen. De verpachter stelde in zijn beroepschrift dat hij bezwaar had tegen de hoogte van het griffierecht en dat hij geen taxatierapport had ontvangen. De Centrale Grondkamer oordeelde dat de brief van het incassobureau geen beslissing van de grondkamer was en dat er geen voor beroep vatbare beslissing was genomen. De Centrale Grondkamer verduidelijkte dat de verschuldigdheid van het griffierecht voortvloeit uit de wet en dat er geen mogelijkheid is voor bezwaar of beroep tegen de heffing. De hoogte van het griffierecht is niet afhankelijk van het al dan niet plaatsvinden van een onderzoek. De Centrale Grondkamer concludeerde dat de verpachter niet-ontvankelijk was in zijn beroep, omdat de ingediende brief niet als een voor beroep vatbare beslissing kon worden beschouwd.

Uitspraak

CENTRALE GRONDKAMER
Datum: 3 november 2011
Dossiernummer: GP 11.678
Beschikking
in de zaak van:

[verpachter],

wonende te [woonplaats], [adres], ([buitenland]),
-hierna te noemen: verpachter-
gemachtigde:
ing. P.H.A. Steinmetz, rentmeester te Hattem.

Het geding in eerste aanleg

De grondkamer Oost heeft – blijkens de daarop geplaatste stempel – op 30 november 2006 de op 11 april 2006 bij haar ter goedkeuring ingezonden pachtwijzigingsovereenkomst tussen verpachter en de besloten vennootschap “de Heidehoeve” (hierna te noemen: pachtster) betreffende de door verpachter aan pachtster verpachte boerderij, houdende onder meer een wijziging van de oppervlakte daarvan zodat deze thans is kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Gelderland], [kadastrale aanduidingen] alsmede gemeente [gemeente in de provincie Gelderland], [kadastrale aanduidingen], totaal groot 32.73.89 ha, zulks met bepaling van de pachtprijs op € 18.150,-, exclusief waterschapslasten en ruilverkavelingsrente, zulks ingaande 31 maart 2006 wat betreft de oppervlakte en prijs, en 1 november 2005 wat betreft de opvolging (de aandelen van de BV zijn overgegaan van vader op diens zonen), ongewijzigd goedgekeurd.
De grondkamer Oost heeft vervolgens de gemachtigde van verpachter een factuur gezonden voor het door hem verschuldigde griffierecht ten bedrage van € 408,40. Aangezien de gemachtigde van verpachter slechts een gedeelte hiervan, te weten € 45,38, heeft voldaan, is hem na een herinneringsverzoek tot betaling door GGN Incasso B.V. te ’s-Hertogenbosch een brief d.d. 22 juli 2011 gezonden waarin hij nog tien dagen in de gelegenheid wordt gesteld om het resterende bedrag aan griffierecht vermeerderd met incassolasten c.a., derhalve totaal € 532,97, te voldoen.
Voormelde brief is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. De inhoud hiervan moet als hier ingelast worden beschouwd.

Het geding in hoger beroep

Van de zijde van verpachter is op 19 augustus 2011 ter griffie een beroepschrift ingekomen, met verzoek:
“1. de Staat aan te spreken voor onbehoorlijk bestuur om deze zaak zo lang aan te houden;
2. Grondkamer Oost te veroordelen voor het niet uitbrengen van een voor beroep vatbare
beschikking te weten een taxatierapport in ieder geval voor de woning;
3. de Staat te veroordelen in de kosten van de nota € 532, 97, die inmiddels is betaald, en alle verdere kosten en griffierechten van dit beroep.”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep
1. Uit het beroepschrift blijkt dat het onderhavige beroep zich niet richt tegen de ongewijzigde goedkeuring van de pachtwijzigingsovereenkomst. Uit de inhoud van het beroepschrift, voor zover begrijpelijk, leidt de Centrale Grondkamer af dat verpachter bezwaar heeft tegen de hoogte van het door de grondkamer geheven griffierecht in verband met de omstandigheid dat hij nimmer een taxatierapport heeft ontvangen en dat hij in het verlengde daarvan bezwaar maakt tegen de brief van 22 juli 2011 van GGN. Deze laatste brief merkt verpachter aan als een voor beroep vatbare beslissing van de grondkamer.
2. Verpachter kan in zijn beroep niet worden ontvangen omdat de brief van 22 juli 2011 geen beslissing van de grondkamer betreft, maar een betalingsverzoek van een incassobureau. Reeds daarom is geen sprake van een voor beroep vatbare beslissing.
3. Ter voorlichting van (de gemachtigde van) verpachter voegt de Centrale Grondkamer aan het voorgaande nog het navolgende toe. De verschuldigdheid van het griffierecht volgt uit de wet, thans uit artikel 44 van de Uitvoeringswet grondkamers en artikel 12 e.v. van het Uitvoeringsbesluit pacht en voorheen uit artikel 113 van de Pachtwet en artikel 1 e.v. van het Tariefbesluit Pachtwet 1995. De wet voorziet niet in een mogelijkheid van bezwaar of beroep tegen die heffing. Dit neemt niet weg dat in geval van een onjuiste toepassing van de wettelijke regels omtrent het griffierecht een partij zich bij brief tot de grondkamer zal kunnen wenden met een gemotiveerd verzoek om de heffing van het recht te herzien. Anders dan verpachter veronderstelt, is de hoogte van het griffierecht niet afhankelijk van de vraag of een onderzoek in de zin van thans artikel 23 van de Uitvoeringswet grondkamers en voorheen artikel 93 van de Pachtwet plaatsvindt of niet. In hetgeen verpachter aanvoert is dus geen aanleiding gelegen om te veronderstellen dat in het onderhavige geval een te hoog bedrag voor griffierecht in rekening is gebracht. Al evenzeer onjuist is de veronderstelling van verpachter dat hij recht heeft op overlegging van een rapport van het onderzoek. Enkel in het geval de grondkamer tegen de inhoud van de ter toetsing voorgelegde overeenkomst bezwaren heeft, is de grondkamer verplicht een afschrift van het rapport van het onderzoek aan partijen toe te zenden (zie thans artikel 25, leden 1 en 2 van de Uitvoeringswet grondkamers en voorheen artikel 95, leden 1 en 2 van de Pachtwet). Dit geval heeft zich hier niet voorgedaan.

Slotsom

Verpachter is niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
Verklaart verpachter niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven op 3 november 2011 door mrs. W.L. Valk, M.G.W.M. Stienissen, Th.C.M. Willemse en de deskundige leden mr. ing. J.A. Jansens van Gellicum en ir. H.B.M. Duenk, in tegenwoordigheid van mr. J.G. Bongers als griffier.