ECLI:NL:CG:1999:2

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
24 februari 1999
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
GP 11.269
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kok
  • Bierman
  • Heisterkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring van pachtwijzigingsovereenkomst met betrekking tot een hoeve en de bepaling van de pachtprijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de grondkamer voor Utrecht, waarin een pachtwijzigingsovereenkomst tussen Stichting Ridderhofstad Gunterstein (verpachtster) en een pachter werd goedgekeurd. De verpachtster was het niet eens met de vastgestelde pachtprijs en heeft beroep aangetekend. De Centrale Grondkamer heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de pachtprijs in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De verpachtster voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met de kosten voor het vernieuwen van het pannendak en andere voorzieningen. De pachter heeft de argumenten van de verpachtster bestreden. De Centrale Grondkamer heeft ter plaatse een onderzoek ingesteld en een deskundigenrapport opgemaakt. De Centrale Grondkamer oordeelde dat de deskundigen de pachtprijs correct hadden vastgesteld op basis van de geldende wetgeving, en dat de pachtwijzigingsovereenkomst goedgekeurd kon worden. De beschikking werd gedeeltelijk vernietigd en de pachtprijs werd opnieuw vastgesteld. De Centrale Grondkamer bevestigde de goedkeuring van de pachtprijs voor de overige jaren, met enkele voorwaarden voor eventuele verhogingen van de pachtprijs in de toekomst.

Uitspraak

C E N T R A L E G R O N D K A M E R
24 februari 1999
Dossiernummer: GP 11.269
Beschikking
in de zaak van:

Stichting Ridderhofstad Gunterstein,

-hierna te noemen: verpachtster-,
gemachtigde: Mr ing J. A. Jansens van Gellicum, rentmeester bij' t Schoutenhuis B.V. te Woudenberg,
-tegen-

[pachter],

wonende te [woonplaats], [adres]
-hierna te noemen: pachter-.

Het geding in eerste aanleg

De grondkamer voor Utrecht heeft bij beschikking van 18 december 1997, waarvan afschrift aan partijen is verzonden op
6 maart 1998, de op 18 september 1996 bij haar ter goedkeuring ingezonden pachtwijzigingsovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de hoeve, genaamd "[naam hoeve]" te [woonplaats], met ingang van 1 november 1995 groot 39.34 ha, met ingang van 1 maart 1996 groot 55.34 ha en met ingang van 1 maart 1997 groot 42.06.30 ha, (thans kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Utrecht], [kadastrale aanduiding], nummers zoals aangegeven op de kadastrale kaart welke is aangehecht aan het aan partijen door deskundigen van de Centrale Grondkamer uitgebrachte rapport), gewijzigd in die zin dat de in de onderhavige pachtwijzigingsovereenkomst overeengekomen pachtprijs van
f39.167,00 per jaar, ingaande 1 november 1995, van
f50.742,00 per jaar, ingaande 1 maart 1996 en van
f44.567,00 per jaar, ingaande 1 maart 1997, werd verlaagd tot
f37.712,00 per jaar met ingang van 1 november 1995, tot
f47.634,00 per jaar met ingang van 1 maart 1996 en tot
f40.531,00 per jaar met ingang van 1 maart 1997 en de aldus gewijzigde overeenkomst goedgekeurd.

Het geding in hoger beroep

Verpachtster is bij een op 23 maart 1998 ter griffie ingekomen beroepschrift in beroep gekomen van voormelde beschikking, met het verzoek de beschikking, waarvan beroep, te vernietigen en de pachtprijs te bepalen met inachtneming van het door haar aangevoerde.
Pachter heeft hiertegen verweer gevoerd bij een op 21 april 1998 ter griffie ingekomen verweerschrift, met het verzoek (lees:) de beschikking, waarvan beroep, te bevestigen.

De grieven

Verpachtster heeft met betrekking tot het woonhuis aangevoerd dat de door de grondkamer vastgestelde pachtprijs in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en dat onvoldoende rekening is gehouden met het voor rekening van verpachtster vernieuwen van het pannendak. Voorts is de rioolaansluiting niet door pachter zelf bekostigd, is aansluiting op het aardgasnet mogelijk en zijn de hiervoor benodigde leidingen door verpachtster bekostigd. Pachter heeft echter te kennen gegeven nog geen aardgasaansluiting te wensen. Het in mindering brengen van 5 punten voor de staat van onderhoud, alsmede een totale aftrek van 34 punten voor ondoelmatige inrichting, hoge energiebehoefte, staat van onderhoud en veroudering is onevenredig hoog. De hinder veroorzaakt door druk recreatieverkeer is door de deskundige van de grondkamer onjuist ingeschat. Slechts in de vakantiemaanden wordt door (zeil)liefhebbers gebruik gemaakt van de [adres], doch daarvan ondervindt het bedrijf geenszins hinder. Het feit dat rond de woning bomen staan is evenmin een reden daarvoor een aftrek toe te passen, terwijl de woning ook geen overlast ondervindt van het eigen bedrijf.
Pachter heeft hetgeen door verpachtster is aangevoerd op een aantal punten gemotiveerd bestreden.

Het onderzoek

De Centrale Grondkamer heeft ter plaatse een onderzoek doen instellen, waarvan een rapport is opgemaakt dat in afschrift aan deze beschikking is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd.
Bij brief van de griffier van 16 november 1998 is een afschrift van dat rapport aan partijen gezonden met kennisgeving dat binnen veertien dagen eventuele bezwaren
daartegen kenbaar gemaakt konden worden, dan wel een verzoek om een mondelinge behandeling kon worden gedaan, waarop binnen de gestelde termijn door verpachtster een aantal bezwaren tegen het deskundigenrapport is aangevoerd.
Pachter heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd op het deskundigenrapport.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

l. In het kader van de onderhavige procedure zal de Centrale Grondkamer zich zelfstandig een oordeel dienen te vormen. Dit onafhankelijk van eventuele eerdere beschikkingen terzake van de grondkamer.
2. Verpachtster heeft aangevoerd van dat deskundigen in hun rapport ten onrechte de taxatie van het land hebben verricht met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Pachtnormenbesluit 1995. Verpachtster is van mening dat het gestelde in artikel 4, eerste lid, van het Pachtnormenbesluit 1995 ook van toepassing is aangezien zij,
- geheel onverplicht en ten gerieve van pachter - ca. 16 ha van derden vrijgekomen grond heeft aangeboden aan pachter.
Deze gronden grenzen voor meer dan 50% aan de bedrijfsopstallen en andere bij pachter in gebruik zijnde gronden. Uitgaande van de in het rapport van deskundigen genoemde vrije verkeerswaarde zou van welke pachter dan ook een pachtprijs van 2% of te wel tenminste
f1.050,00 per ha per jaar kunnen worden bedongen. Verpachtster is van opvatting dat indien een verpachter overgaat tot verpachting van vrije grond aan een pachter van een hoeve, zij een pachtprijs mag berekenen van 2% van de vrije verkeerswaarde en dat zij niet genoodzaakt is een van elders komende pachter te zoeken om daarmee een overeenkomst voor los land aan te gaan, teneinde zodoende een pachtprijs te realiseren van 2% van de vrije verkeerswaarde.
3. De Centrale Grondkamer stelt vast dat niet in geschil is dat het in casu gaat om een bestaande pachtverhouding.
Deskundigen hebben daarom terecht de pachtprijs bepaald met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Pachtnormen­ besluit 1995. Artikel 4, eerste lid, van het Pachtnormenbesluit 1995 heeft immers betrekking op nieuwe pachtovereenkomsten, terwijl in dit geval sprake is van een pachtwijzigingsovereenkomst. Daaraan doet niet af, dat een gedeelte van de grond niet eerder tussen partijen verpacht is geweest. De Centrale Grondkamer ziet dan ook geen aanleiding om op dit punt af te wijken van het rapport van deskundigen.
4. De Centrale Grondkamer acht het rapport van deskundigen ook overigens juist en zal dit volgen voor zover dit rapport althans niet een hogere uitkomst te zien geeft dan het door partijen overeengekomene.

Slotsom

De beschikking, waarvan beroep, moet gedeeltelijk worden vernietigd en beslist moet worden als na te melden.

Beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
Vernietigt de beschikking, waarvan beroep, voor zover daarbij de tussen partijen overeengekomen pachtprijs is gewijzigd en in zoverre opnieuw beschikkende:
Keurt de door partijen overeengekomen pachtprijs van
f39.167,--, ingaande 1 november 1995, alsmede van
f50.472,--, ingaande 1 november 1996, alsnog ongewijzigd goed.
Wijzigt de door partijen overeengekomen pachtprijs van
6
f44.567,--,ingaande 1 november 1997,en bepaalt deze op
f43.699,-- in totaal per jaar.
Bevestigt de beschikking, waarvan beroep, voor het overige, zulks met vermelding van het navolgende.
Indien de pachter ingevolge artikel 116,onderdeelb, van de Waterschapswet(Stb.1991,444)geen pachtersomslag is verschuldigd, kan de pachtprijs met maximaal 50% van de water­ schapslasten zoals die in het betrokken jaar zijn vastgesteld, worden vermeerderd.
Indien op het verpachte land een ruilverkavelingsrente dan wel een landinrichtingsrente rust, kan door de verpachtster 50% van de ruilverkavelingsrente dan wel landinrichtingsrente aan de pachter doorberekend worden met een maximum van
f50,-- per ha per jaar.
Indien de geldelijke lasten welke de verpachtster door publiekrechtelijke lichamen zijn opgelegd, worden verhoogd in verband met door deze lichamen uit te voeren onderhoudswerkzaamheden, welke vóórdien ten laste kwamen van de pachter, kan de verpachtster ten hoogste het bedrag van de aan die werkzaamheden verbonden kosten aan de pachter, doorberekenen.
Deze beschikking is gegeven op 24 februari 1999 door mrs. Kok, Bierman en Heisterkamp, en de deskundige leden Baron De Weichs de Wenne en Wentink, in tegenwoordigheid van mr. Bongers als griffier.