ECLI:NL:CBB:2025:72
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake intrekking subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door [naam 1] B.V. tegen de intrekking van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) door de minister van Economische Zaken. De minister had op 11 januari 2023 het bezwaar van de onderneming tegen de intrekking van de subsidie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De onderneming had op 23 februari 2023 beroep ingesteld, wat één dag te laat was.
Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een beroepschrift binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit worden ingediend. De minister had bewijs overgelegd waaruit bleek dat het bestreden besluit op 11 januari 2023 per post was verzonden. De onderneming betoogde dat de termijn om beroep in te stellen was opgeschoven door een notificatiemail die de minister op 16 januari 2023 had gestuurd, maar het College oordeelde dat dit slechts een service was en geen invloed had op de termijn.
Het College toonde begrip voor de moeilijke situatie van horecaondernemers, maar concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De grote financiële belangen die op het spel stonden, maakten de termijnoverschrijding ook niet verschoonbaar. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep niet-ontvankelijk en stelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.