ECLI:NL:CBB:2025:273

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
24/511
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffiegeld en termijnoverschrijding

Op 29 april 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetzaak van een onderneming tegen een eerdere uitspraak van 17 september 2024. De onderneming had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroep, dat was afgewezen omdat het griffiegeld niet was betaald. Het verzetschrift was ingediend op 26 maart 2025, wat ruim buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. Het College heeft de onderneming de gelegenheid gegeven om de termijnoverschrijding toe te lichten, maar heeft geen aanknopingspunt gevonden om te concluderen dat de termijnoverschrijding niet aan de onderneming kon worden toegerekend. De onderneming had in haar reactie aangegeven dat persoonlijke omstandigheden en frustratie een rol hebben gespeeld in de vertraging, maar het College heeft deze argumenten niet als verschoonbaar beschouwd. Uiteindelijk heeft het College besloten het verzet niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de zaak is geëindigd. De minister van Klimaat en Groene Groei is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/511

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 op het verzet van

[naam] , te [woonplaats] (onderneming)

Procesverloop

De onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van
artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 17 september 2024. Zij heeft daarbij niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. Het verzetschrift is ingediend op 26 maart 2025 en daarmee - ruim - buiten de wettelijke termijn van zes weken.
2 Het College heeft de onderneming in de gelegenheid gesteld de termijnoverschrijding
toe te lichten. De ondernemer heeft daarop gereageerd. In die reactie staat: “Hierbij ga ik
alsnog in verzet tegen de uitspraak van 17 september 2024. Het beroep is niet-ontvankelijk
verklaard omdat het griffiegeld niet was betaald. (...) Na de stukken van de gewezen
uitspraak te hebben ontvangen (...) heb ik uit een stuk frustratie het hele dossier naast mij
neergelegd. Ik wilde het wel weer oppakken maar kon dit niet opbrengen (...). Dit alles heeft
een zeer negatief effect op mij gehad. (...) Het heeft mij maanden gekost om het dossier weer
op te pakken en dit schrijven te sturen. Ik weet dat het verzetschrift niet binnen de gestelde
termijn is verstuurd, maar vraag u toch een uitzondering te maken en deze in behandeling te nemen.”
3 Het College ziet hierin geen aanknopingspunt om te komen tot het oordeel dat de termijnoverschrijding niet aan de onderneming kan worden toegerekend. Daarom is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
4 De conclusie is dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dat betekent dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5 De minister van Klimaat en Groene Groei hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspaak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van J.R. Willemstein, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
w.g. T.G.M. Simons w.g. J.R. Willemstein