[naam 1] stelt dat de koeien met de werknummers 0591 en 0339 waren verkocht aan
[naam 2] ( [naam 2] ) die de koeien op 9 februari 2018 van het bedrijf van [naam 1] zou komen ophalen. Deze koeien zijn uiteindelijk pas op 15 maart 2018 van het bedrijf van Uenk afgevoerd.
Daarnaast stelt [naam 1] dat de koe met werknummer 0582 was verkocht aan [naam 3] ( [naam 3] ) die de koe op 9 februari 2018 van het bedrijf van [naam 1] zou komen ophalen. Deze koe is uiteindelijk pas op 16 maart 2018 van het bedrijf van Uenk afgevoerd.
Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [naam 1] verklaringen van [naam 2] en [naam 3] en een afvoerlijst overgelegd.
[naam 1] heeft er verder op gewezen dat de fosfaatexcretienorm op zijn bedrijf in 2018 39,8 kilo fosfaat per melkkoe bedroeg. Dit heeft hij berekend aan de hand van de melkproductie in 2018 (die 734.044 kilo bedroeg) en het gemiddelde aantal melkkoeien in 2018 van 94,7 dat hij hield. De gemiddelde melkproductie per melkkoe in het jaar 2018 was dan 7.751 kilo melk.
De koeien met de werknummers 0591 en 0339 zijn door de bedrijfsblokkade 34 dagen later van het bedrijf afgevoerd dan gepland. Hiervoor had [naam 1] 7,4 kilo (39,8 / 365 x 34 = 3,7 x 2) fosfaatrechten à € 73,81 per kilo nodig (€ 546,19). De koe met werknummer 0582 is door de bedrijfsblokkade 35 dagen later van het bedrijf afgevoerd dan gepland. [naam 1] had hiervoor 3,8 kilo (39,8 / 365 x 35) fosfaatrechten à € 73,81 per kilo nodig (€ 280,48). De extra kosten voor de fosfaatrechten voor de drie koeien samen bedragen aldus € 826,67.
Daarnaast heeft [naam 1] voor deze drie koeien extra voerkosten gehad. De koeien eten 14 kilo droge stof à € 0,20 en 4 kilo brokken per dag à € 0,23 en daarmee voor in totaal € 3,72 per dag. De extra voerkosten voor de koeien met werknummer 0591 en 0339 bedragen in totaal
€ 252,96 (€ 3,72 x 34 x 2) en die voor de koe met werknummer 0582 € 130,20 (€ 3,72 x 35). De extra voerkosten voor de drie koeien samen bedragen aldus € 383,16.
7.2.1In het besluit van 14 april 2020 heeft de minister voor elk van deze drie koeien 27 dagen aan fosfaatrechten toegekend (in totaal 81 dagen). Volgens de minister ontbreekt bewijs waaruit blijkt dat deze drie koeien al de eerste dag van de blokkade zouden zijn afgevoerd. De minister gaat daarom uit van het gemiddelde, namelijk afvoer halverwege de blokkade. De minister hanteert ten aanzien van deze koeien een marktprijs van € 60,- per kilo fosfaat en gaat daarbij uit van 0,11 kilo fosfaat per dag. Voor ruwvoer (snijmais) hanteert de minister een bedrag van ongeveer € 860,- per koe per jaar, wat neerkomt op € 2,36 per koe per dag.
7.2.2In het verweerschrift en op de zitting heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat [naam 1] met de verklaring van [naam 2] niet heeft aangetoond dat de koeien met de werknummers 0591 en 0339 op 9 februari 2018 zouden worden opgehaald. Volgens de minister is niet bewezen dat sprake was van een koopovereenkomst. De verklaring van [naam 2] is ongedateerd en bevat geen afgesproken prijs. Het betreft een getuigenverklaring die achteraf is opgesteld.
Met de afvoerlijst heeft [naam 1] volgens de minister wel aangetoond dat de koeien met de werknummers 0591 en 0339 kort na het opheffen van de blokkade, namelijk op
15 maart 2018 zijn afgevoerd. De minister is van mening dat ervan moet worden uitgegaan dat deze twee koeien 22 dagen later dan gepland zijn afgevoerd.
Volgens de minister had [naam 1] gelet op het bovenstaande voor de koeien met de werknummers 0591 en 0339 extra fosfaatrechten nodig voor 4,8 kilo (39,8 / 365 x 22 = 2,4 x 2). Dan komt volgens de minister voor vergoeding wat betreft de fosfaatrechten in aanmerking een bedrag van € 354,20.
7.2.3Volgens de minister heeft [naam 1] met de verklaring van [naam 3] (wel) aangetoond dat de koe met werknummer 0582 35 dagen later van het bedrijf is afgevoerd dan gepland. Voor de koe met dit werknummer had [naam 1] extra fosfaatrechten nodig voor 3,8 kilo (39,8 /365 x 35). Dit betekent dat voor vergoeding in aanmerking komt een bedrag van € 280,44.
7.2.4De minister kan zich er ten slotte niet in vinden dat [naam 1] voor de koeien met de werknummers 0591 en 0339 34 dagen per koe aan extra voerkosten heeft gemaakt. Hij kan zich er wel in vinden dat [naam 1] voor elk van die koeien 22 dagen aan extra voerkosten heeft gemaakt. Voor de koe met het werknummer 0582 kan de minister zich erin vinden dat [naam 1] 35 dagen extra kosten voor het voer heeft gehad.
Volgens de minister heeft [naam 1] de hoogte van de voerkosten echter niet onderbouwd,
zodat het door [naam 1] verzochte bedrag aan schadevergoeding voor de extra kosten voor het voer moet worden afgewezen.