ECLI:NL:CBB:2025:2

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
23/1884
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidie aanvraag Regeling tegemoetkoming energiekosten door vereniging van eigenaars

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 januari 2025, zaaknummer 23/1884, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Klimaat en Groene Groei aan de Vereniging van Eigenaars "[naam 1]" beoordeeld. De vereniging had op 12 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK), die bedoeld is voor energie-intensieve mkb-ondernemingen. De minister had de aanvraag afgewezen op 8 augustus 2023, en het bezwaar van de vereniging werd op 29 september 2023 ongegrond verklaard. De vereniging stelde dat zij wel degelijk voldeed aan de voorwaarden voor de TEK, maar het College oordeelde dat de vereniging niet kwalificeert als mkb-onderneming in de zin van de TEK. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststelling dat de vereniging geen economische activiteiten verrichtte en dus niet voldeed aan de definitie van een mkb-onderneming. Het College concludeerde dat de vereniging niet tot de doelgroep van de TEK behoort en dat de aanvraag om subsidie terecht was afgewezen. Ondanks een gebrekkige motivering van de minister, werd dit gebrek gepasseerd omdat de vereniging ook met een verbeterde motivering niet in aanmerking zou komen voor de subsidie. Het beroep van de vereniging werd ongegrond verklaard, maar het College bepaalde dat het griffierecht van € 184,- aan de vereniging moest worden vergoed.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1884

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

Vereniging van Eigenaars “ [naam 1] ”, te [plaats] (vereniging)

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en mr. Y. Groen)

Procesverloop

Met het besluit van 8 augustus 2023 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de vereniging voor een subsidie op grond van de Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) afgewezen.
Met het besluit van 29 september 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de vereniging ongegrond verklaard.
De vereniging heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 oktober 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
De vereniging is een vereniging van eigenaars van een appartementencomplex. Zij is opgericht in 1988. Deze zaak gaat over de aanvraag van de vereniging van 12 juni 2023 voor een subsidie op grond van de TEK. Deze regeling is in het leven geroepen in verband met de sterk gestegen elektriciteits- en gasprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne en is bedoeld voor het energie-intensieve mkb. Dat zijn mkb-ondernemingen waarbij de energiekosten een relatief groot deel uitmaken van de totale kosten. Met de TEK nam de overheid een deel van de gestegen energiekosten van deze ondernemingen tijdelijk over, zodat zij de ruimte kregen om zich aan te passen aan een toekomst waarin hogere energieprijzen een realiteit zijn. De TEK gold voor de periode van 1 november 2022 tot 31 december 2023.
1.2
Om in aanmerking te komen voor een subsidie op grond van de TEK moet worden voldaan aan een aantal vereisten. Hiermee wordt voorkomen dat voor alle subsidieaanvragen de werkelijke verbruikte eenheden voor elektriciteit en gas moeten worden doorgegeven, beoordeeld en gecontroleerd. Zo kan de subsidie alleen worden verstrekt aan een mkb-onderneming die een energie-intensiteit heeft van ten minste 7% (artikel 2, eerste lid, van de TEK). Om de energie-intensiteit te berekenen, wordt de som van de leveringskosten voor elektriciteit en gas gedeeld door de behaalde jaaromzet in 2022 (artikel 4, eerste lid, van de TEK). Als omzet in de zin van de TEK wordt beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan de mkb-onderneming aangifte doet voor de omzetbelasting overeenkomstig de Wet op de omzetbelasting 1968, waaronder begrepen bedragen waarover geen aangifte wordt gedaan maar die afgeleid kunnen worden uit de financiële administratie van de mkb-onderneming dan wel uit andere relevante bewijsstukken. Als een aanvraag niet voldoet aan de regels, beslist de minister afwijzend op die aanvraag (artikel 8, aanhef en onder a, van de TEK). De precieze tekst van het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
1.3
De minister heeft in het bestreden besluit gesteld dat hij de aanvraag van de vereniging terecht heeft afgewezen, omdat zij geen energie-intensieve mkb-onderneming is. Bij de berekening van de energie-intensiteit heeft de minister de bijdragen van de bewoners van het appartementencomplex voor het aanvullen van het begrotingstekort als gevolg van de aanschaf van een nieuwe lift als omzet aangemerkt onder verwijzing naar artikel 1 van de TEK. Dat heeft ertoe geleid dat de vereniging niet voldoet aan het gestelde vereiste van tenminste 7% energie-intensiteit. De vereniging komt daarom niet in aanmerking voor een subsidie op grond van de TEK. De minister heeft het bezwaar van de vereniging ongegrond verklaard.
Standpunt van de vereniging
2 De vereniging voert aan dat de minister bij de berekening van de energie-intensiteit ten onrechte het bedrag aan totale inkomsten van € 41.367,29 als omzet over 2022 heeft gehanteerd. De vereniging stelt dat de daadwerkelijke omzet over 2022 € 23.451,36 bedraagt.
Hiertoe voert zij aan dat de eenmalige bijdrage van haar leden van in totaal € 17.915,93 niet als omzet meegeteld moet worden bij de berekening van de energie-intensiteit. Dat bedrag is uitsluitend bedoeld voor het aanvullen van het begrotingstekort, dat is ontstaan door de aanschaf van een nieuwe liftinstallatie. Die liftinstallatie kost € 47.916,- waarvan € 30.000,- is gefinancierd met een lening. Het begrotingstekort van € 17.916,- is aangevuld door de heffing van eenmalige bijdragen van de leden. Volgens de vereniging is de minister er aan voorbij gegaan dat dit bedrag geen omzet betreft, maar moet worden aangemerkt als financieringskasstroom voor de liftinstallatie, en dat als zij het bedrag van € 17.916,- op de balans had gezet dit niet als omzet zou hebben gegolden.
Standpunt van de minister
3 De minister stelt zich in het verweerschrift, in aanvulling op haar standpunt in het bestreden besluit, op het standpunt dat de vereniging niet kwalificeert als een mkb-onderneming zoals bedoeld in de TEK-regeling. Volgens de minister verricht de vereniging namens haar leden slechts in eigen kring het onderhoud van het gebouw dat bij haar leden in eigendom is en is zij niet actief op een markt waar zij economische activiteiten verricht. Van omzet of economische activiteiten is dan geen sprake. Zij kan daarom niet worden gekwalificeerd als een onderneming in de zin van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën, steunend op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag, met de interne markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening, hierna AGVV). Daarmee voldoet zij ook niet aan de definitie van mkb-onderneming in artikel 1 van de TEK. Dat de vereniging is ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel (KvK) wil volgens de minister niet zeggen dat zij ook een mkb-onderneming is in de zin van de TEK, omdat die inschrijving wettelijk verplicht is. De vereniging behoort niet tot de doelgroep van de TEK. Reeds hierom had de aanvraag van de vereniging afgewezen moeten worden.
Beoordeling door het College
4 Voordat het College ingaat op de door de vereniging aangevoerde grond ziet het aanleiding eerst de door de minister in verweer en op de zitting opgeworpen vraag te beantwoorden of de vereniging wel kan worden beschouwd als een mkb-onderneming waarvoor de TEK bedoeld is. Volgens de minister is dat niet het geval, omdat de vereniging niet actief is op een markt waar zij economische activiteiten verricht. De vereniging heeft hiertegen niets aangevoerd. Uit artikel 1 van de TEK, waarin wordt verwezen naar artikel 1, van bijlage I, van de AGVV, volgt dat de vereniging alleen als mkb-onderneming in de zin van de TEK kan worden aangemerkt als zij een economische activiteit uitoefent. Het College stelt vast dat de vereniging uitsluitend diensten verricht ten behoeve van haar leden. Dat kan worden afgeleid uit de KvK-inschrijving zoals gevoegd bij het bestreden besluit. Daar staat vermeld dat de vereniging zich bezighoudt met het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars. Bij de vraag of de vereniging economisch actief is, staat ‘nee’ ingevuld. Gelet hierop oordeelt het College dat de vereniging niet voldoet aan de definitie van een mkb-onderneming in de zin van de TEK. De vereniging behoort niet tot de doelgroep van de TEK, en daarom komt zij niet in aanmerking voor subsidie. Aan een inhoudelijk oordeel over het vaststellen van de omzet door de minister komt het College dan niet meer toe. Die grond behoeft in het licht van het voorgaande geen bespreking meer. In het bestreden besluit echter wijst de minister het bezwaar van de onderneming af op de grond dat zij geen energie-intensieve mkb-onderneming is, en stelt dat hij daarom de aanvraag van de vereniging terecht heeft afgewezen. Omdat de minister pas met het verweerschrift en op de zitting heeft aangevoerd en nader gemotiveerd dat de vereniging geen mkb-onderneming is zoals bedoeld in de TEK, berust het bestreden besluit op dit punt op een gebrekkige motivering. Het College ziet evenwel aanleiding om dit motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat de onderneming daardoor niet is benadeeld. Ook met de verbeterde motivering komt de vereniging immers nog steeds niet in aanmerking voor een subsidie op grond van de TEK.
Slotsom
5.1
Het beroep is ongegrond.
5.2
In het hiervoor onder 4 vastgestelde gebrek ziet het College aanleiding te bepalen dat het door de vereniging betaalde griffierecht van € 184,- aan haar wordt vergoed. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. E.C.C. Deen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.
w.g. H.S.J. Albers w.g. E.C.C. Deen

Bijlage

Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014
Artikel 2, tweede lid
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
2. „ kleine en middelgrote ondernemingen” of „kmo's”: ondernemingen die aan de in bijlage I vastgestelde criteria voldoen;
Bijlage 1, artikel 1
Als onderneming wordt beschouwd iedere entiteit, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd entiteiten die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen.
Regeling tegemoetkoming energiekosten
Artikel 1
mkb-onderneming: in Nederland gevestigde kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening die in het handelsregister is ingeschreven;
omzet: omzet als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Als omzet wordt beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan de mkb-onderneming aangifte doet voor de omzetbelasting overeenkomstig de Wet op de omzetbelasting 1968, waaronder begrepen bedragen waarover geen aangifte wordt gedaan maar die afgeleid kunnen worden uit de financiële administratie van de mkb-onderneming dan wel uit andere relevante bewijsstukken;
Artikel 2, eerste lid
1. De Minister verstrekt op aanvraag eenmalig subsidie aan een mkb-onderneming of een groep, die een energie-intensiteit heeft van ten minste 7 procent, als tegemoetkoming in de energiekosten vanwege de sterk gestegen leveringsprijzen voor elektriciteit en gas door de oorlog in Oekraïne.
Artikel 3, eerste, tweede, en derde lid
1. Onverminderd het derde lid bedraagt de leveringsprijs, die een mkb-onderneming zelf dient te dragen, voor elektriciteit € 0,35 per kWh en voor gas € 1,19 per m3.
2. De referentieprijs 2022 bedraagt voor elektriciteit € 0,59 per kWh en voor gas € 2,41 per m3.
3. De referentieprijs 2023 voor elektriciteit en gas bedraagt, voor zover het in deze regeling gebruikt wordt, nooit meer dan € 0,95 per kWh geleverde elektriciteit respectievelijk € 3,19 per m3 geleverd gas.
Artikel 4, eerste, tweede, en derde lid
1. De energie-intensiteit van een mkb-onderneming wordt verkregen door de som van de leveringskosten voor elektriciteit en gas, bedoeld in het tweede en derde lid, te delen door de behaalde jaaromzet in 2022.
2. De leveringskosten voor elektriciteit worden verkregen door het verschil van de standaardjaarafname en de standaardjaarinvoeding te vermenigvuldigen met de referentieprijs 2022 voor elektriciteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
3. De leveringskosten voor gas worden verkregen door het vermenigvuldigen van het standaardjaarverbruik met de referentieprijs 2022 voor gas, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a. en b.
1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de levering van elektriciteit of gas, die voortkomen uit een zakelijke energieleveringsovereenkomst met een leverancier, en voor zover deze bestaan uit:
a. het verschil van de referentieprijs 2023 voor elektriciteit en de leveringsprijs voor
elektriciteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, vermenigvuldigd met het verschil van de standaardjaarafname en de standaardjaarinvoeding; of
b. het verschil van de referentieprijs 2023 voor gas en de leveringsprijs voor gas, bedoeld in artikel 3, eerste lid, vermenigvuldigd met het standaardjaarverbruik.
Artikel 8, aanhef en onder a.
De Minister beslist afwijzend op een aanvraag, voor zover:
a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;