Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2025 op het hoger beroep van:
[naam 1] B.V. , te [woonplaats 1] (gemachtigde: F.Th.M. Peters)
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
[naam 1] een boete opgelegd van (in totaal) € 1.500,- wegens overtreding van onder meer artikel 15, eerste lid, in samenhang bezien met bijlage III, punt 1.1, van Verordening (EG) Nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Verordening 1099/2009) en de artikelen 6.2, eerste lid, van de Wet dieren en 5.8, eerste lid, onder d, van de Regeling houders van dieren. Volgens de minister heeft
[naam 1] direct na aankomst op het slachthuis geen maatregelen genomen om in de welzijnsbehoefte van een varken te voorzien.
Uitspraak van de rechtbank
welfare officeraanwezig was en dat het lossen van varkens altijd onder toezicht van een dierenwelzijnsfunctionaris plaatsvindt.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
[naam 1] ook geen andersluidende verklaring van de stalbaas overgelegd.
24 mei 2016:
[naam 1] heeft het eerdere oordeel van de rechtbank hierover niet bestreden.
Beslissing
mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025.