ECLI:NL:CBB:2025:1

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
23/1820
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) voor een onderneming zonder zakelijke energieleveringsovereenkomst

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 januari 2025, zaaknummer 23/1820, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) behandeld. De onderneming, die een kinderspeelparadijs exploiteert, had op 15 mei 2023 een aanvraag ingediend voor subsidie vanwege de stijgende energiekosten als gevolg van de oorlog in Oekraïne. De minister van Klimaat en Groene Groei heeft de aanvraag afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan de vereisten van de TEK, met name het ontbreken van een eigen zakelijke energieleveringsovereenkomst voor gas en elektriciteit.

De onderneming betoogde dat zij wel tot de doelgroep van de TEK behoorde en dat de voorwaarden van de regeling onredelijk bezwarend waren. Het College oordeelde echter dat de minister terecht had besloten de aanvraag af te wijzen, aangezien de onderneming niet voldeed aan de vereisten van de regeling. De minister had bewust gekozen om geen regeling te treffen voor ondernemingen zonder een eigen zakelijke energieleveringsovereenkomst. Het College concludeerde dat de omstandigheden van de onderneming niet maakten dat de toepassing van het vereiste onredelijk was. De uitspraak van het College van 4 juni 2024 werd als precedent aangehaald, waarin werd geoordeeld dat het vereiste van een zakelijke energieleveringsovereenkomst niet onrechtmatig was.

Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van de onderneming ongegrond, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de specifieke voorwaarden van de TEK voor subsidieaanvragen en de beleidskeuze van de minister om bepaalde groepen uit te sluiten van de regeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1820

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] (onderneming)

en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigden: mr. Y. Groen en mr. M.J.H. van der Burgt)

Procesverloop

Met het besluit van 12 juli 2023 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) afgewezen.
Met het besluit van 15 september 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 oktober 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 3] namens de onderneming en de gemachtigde van de minister.
Inleiding
1.1
De onderneming drijft een kinderspeelparadijs. Zij is daarmee begonnen in 2020. Deze zaak gaat over de aanvraag van de onderneming van 15 mei 2023 voor een subsidie op grond van de TEK. Deze regeling is in het leven geroepen in verband met de sterk gestegen elektriciteits- en gasprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne en is bedoeld voor het energie-intensieve mkb. Dit zijn mkb-ondernemingen waarbij de energiekosten een relatief groot deel uitmaken van de totale kosten. Met de TEK nam de overheid een deel van de gestegen energiekosten van deze ondernemingen tijdelijk over, zodat zij de ruimte kregen om zich aan te passen aan een toekomst waarin hogere energieprijzen een realiteit zijn. De TEK geldt voor de periode van 1 november 2022 tot 31 december 2023.
1.2
Om in aanmerking te komen voor een subsidie op grond van de TEK moet een onderneming voldoen aan een aantal vereisten. Hiermee wordt voorkomen dat voor alle subsidieaanvragen de werkelijke verbruikte eenheden voor elektriciteit en gas moeten worden doorgegeven, beoordeeld en gecontroleerd. Allereerst kan de subsidie alleen worden verstrekt aan een mkb-onderneming die een energie-intensiteit heeft van ten minste 7% (artikel 2, eerste lid, van de TEK). Het tweede vereiste om voor subsidie in aanmerking te komen is dat de mkb-onderneming een eigen zakelijke energieleveringsovereenkomst heeft, waaruit de leveringskosten voor elektriciteit en gas voortkomen (artikel 7, eerste lid, van de TEK). Als een aanvraag niet voldoet aan die vereisten, beslist de minister afwijzend op die aanvraag (artikel 8, aanhef en onder a, van de TEK). De precieze tekst van het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
1.3
In het bestreden besluit heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag van de onderneming terecht is afgewezen, omdat zij geen eigen zakelijke energieleveringsovereenkomst voor gas en elektriciteit heeft. Deze overeenkomst staat op naam van de verhuurder van het bedrijfspand waar de onderneming is gevestigd. Dat de verhuurder de kosten voor de levering van gas en elektriciteit aan de onderneming doorberekent, maakt dit volgens de minister niet anders. Hiervan uitgaande voldoet de onderneming niet aan het gestelde vereiste van 7% energie-intensiteit. De onderneming komt daarom niet in aanmerking voor een subsidie op grond van de TEK. De minister heeft het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
Standpunt van de onderneming
2 De onderneming is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld. De onderneming voert aan dat zij wel recht heeft op subsidie. Uit de huurovereenkomst blijkt volgens haar dat zij een vast energiecontract heeft, en dat de verhuurder haar energieleverancier is. In artikel 5.1 “Kosten van levering van zaken en diensten” van de huurovereenkomst is bepaald dat de verhuurder de kosten voor gas, water en elektriciteit doorberekent aan de onderneming, en dat er jaarlijks een afrekening zal plaatsvinden met behulp van de aanwezige tussenmeter. De onderneming stelt dat zij de verbruikskosten voor gas en elektriciteit kan aantonen via de tussenmeter en de maandelijkse verbruiksnotities van de verhuurder. Daarnaast kan de onderneming niet zonder toestemming van de verhuurder overstappen naar een andere energieleverancier. Verder betoogt de onderneming dat zij behoort tot de doelgroep van de TEK, omdat die regeling is bedoeld voor bedrijven die in een energiecrisis zitten.
Standpunt van de minister
3 De minister stelt dat de aanvraag terecht is afgewezen, omdat de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden op grond van de TEK. Zo is er geen sprake van een eigen zakelijke energieleveringsovereenkomst met een leverancier. Bij een leverancier moet volgens de minister worden gedacht aan een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met de levering van elektriciteit en/of gas. In het geval van de onderneming is de verhuurder een makelaarsbedrijf in onroerende zaken. Daarnaast is hier enkel sprake van een huurovereenkomst waarin afspraken over de verrekening van de kosten voor gas, water en elektra zijn opgenomen. De stelling van de onderneming dat zij tot de doelgroep van de TEK behoort, vat de minister op als een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Onder verwijzing naar de uitspraak van het College van 4 juni 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:376) betoogt de minister dat er geen sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het is een bewuste beleidskeuze geweest van de minister om de groep bedrijven waartoe de onderneming behoort, uit te sluiten van subsidie. Verder betoogt de minister dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het besluit in de gegeven omstandigheden onredelijk bezwarend is voor de onderneming.
Beoordeling door het College
4.1
Zoals hiervoor onder 1.2 uiteengezet, volgt uit de TEK dat de onderneming moet voldoen aan twee vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. De minister mag geen subsidie verlenen aan de onderneming als zij niet voldoet aan alle vereisten voor subsidieverlening. Dat is hier het geval. De huurovereenkomst kan niet gekwalificeerd worden als zakelijke energieleveringsovereenkomst. Zij bevat slechts afspraken tussen de verhuurder en de onderneming over het gehuurde, waaronder de doorberekening van de kosten van energie die aan de verhuurder door de energieleverancier in rekening worden gebracht. Dat voor dat doel een tussenmeter is geïnstalleerd, maakt niet, zoals de onderneming betoogt, dat de verhuurder een energieleverancier in de zin van de TEK is. Dat het de onderneming niet vrijstaat om een energiecontract aan te gaan met een leverancier van haar keuze, komt doordat het contract voor de levering van gas, water en elektriciteit op naam staat van de verhuurder. Uit het voorgaande volgt dat de onderneming niet voldoet aan het tweede vereiste voor subsidie op grond van de TEK. De minister was daarom gehouden de aanvraag van de onderneming af te wijzen.
4.2
Daarnaast betoogt de onderneming dat zij tot de doelgroep van de TEK behoort, omdat die regeling juist bedoeld is voor bedrijven die in een energiecrisis verkeren. Met dat betoog verzoekt de onderneming om bij de beoordeling van de aanvraag op grond van artikel 8, aanhef en onder a, van de TEK, de voorwaarde van artikel 7, eerste lid, van de TEK buiten toepassing te laten op grond van het evenredigheidsbeginsel. Het gaat hier om een gebonden bevoegdheid. Dat wil zeggen dat als niet aan de vereisten voor subsidieverlening is voldaan, waaronder het vereiste dat de onderneming een zakelijke energieleveringsovereenkomst heeft, de minister geen subsidie mag verlenen. Bij de beoordeling hiervan stelt het College voorop dat de minister er bij de totstandkoming van de TEK bewust voor heeft gekozen om geen regeling te treffen voor ondernemingen die geen eigen zakelijke energieleveringsovereenkomst hebben (vergelijk onder 6.3 de uitspraak van het College van
4 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:376). Dat betekent, anders dan de onderneming stelt, dat zij niet behoort tot de doelgroep van de TEK. In de uitspraak van 4 juni 2024 heeft het College onder meer geoordeeld dat het vereiste van een zakelijke energieleveringsovereenkomst als zodanig niet onrechtmatig is. De geschiktheid en de noodzaak van het bestreden besluit zijn daarmee gegeven. Of het besluit ook evenwichtig – en daarmee evenredig – is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het College is van oordeel dat de omstandigheden van de onderneming niet maken dat de toepassing van dit vereiste in het geval van de onderneming onredelijk bezwarend is en achterwege moet worden gelaten. De onderneming heeft op de zitting naar voren gebracht dat zij twee weken na de start van haar werkzaamheden werd overvallen door de coronacrisis, en daarna door de energiecrisis. Daardoor heeft zij onder meer een jaar huurachterstand opgelopen. De onderneming heeft dat kunnen overleven door zeven dagen per week open te zijn. Sindsdien heeft de onderneming naar eigen zeggen goed gedraaid, en zijn haar schulden inmiddels bijna afgelost. Het enkele feit dat de onderneming geen subsidie heeft gekregen en daardoor financieel nadeel leidt, maakt het bestreden besluit niet onevenwichtig. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel is dan ook geen sprake. De grond slaagt niet.
Slotsom
5 Het beroep van de onderneming is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. E.C.C. Deen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.
w.g. H.S.J. Albers w.g. E.C.C. Deen
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:4, tweede lid
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK)
Artikel 1
leverancier: leverancier als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Elektriciteitswet 1998 (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0009755&artikel=1&g=2024-10-07&z=2024-10-07)of
artikel 1, eerste lid, onderdeel ah, van de Gaswet (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0011440&artikel=1&g=2024-10-07&z=2024-10-07);
Artikel 2, eerste lid
1. De Minister verstrekt op aanvraag eenmalig subsidie aan een mkb-onderneming of een groep, die een energie-intensiteit heeft van ten minste 7 procent, als tegemoetkoming in de energiekosten vanwege de sterk gestegen leveringsprijzen voor elektriciteit en gas door de oorlog in Oekraïne.
Artikel 4, eerste, tweede en derde lid
1. De energie-intensiteit van een mkb-onderneming wordt verkregen door de som van de leveringskosten voor elektriciteit en gas, bedoeld in het tweede en derde lid, te delen door de behaalde jaaromzet in 2022.
2. De leveringskosten voor elektriciteit worden verkregen door het verschil van de standaardjaarafname en de standaardjaarinvoeding te vermenigvuldigen met de referentieprijs 2022 voor elektriciteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
3. De leveringskosten voor gas worden verkregen door het vermenigvuldigen van het standaardjaarverbruik met de referentieprijs 2022 voor gas, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
Artikel 7, eerste lid, onder a en b
1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de levering van elektriciteit of gas, die voortkomen uit een zakelijke energieleveringsovereenkomst met een leverancier, en voor zover deze bestaan uit:
a. het verschil van de referentieprijs 2023 voor elektriciteit en de leveringsprijs voor
elektriciteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, vermenigvuldigd met het verschil van de standaardjaarafname en de standaardjaarinvoeding; of
b. het verschil van de referentieprijs 2023 voor gas en de leveringsprijs voor gas, bedoeld in artikel 3, eerste lid, vermenigvuldigd met het standaardjaarverbruik.
Artikel 8, aanhef en onder a en g
De Minister beslist afwijzend op een aanvraag, voor zover:
a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
g. er sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 13, eerste lid,