In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 januari 2025, zaaknummer 23/1820, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) behandeld. De onderneming, die een kinderspeelparadijs exploiteert, had op 15 mei 2023 een aanvraag ingediend voor subsidie vanwege de stijgende energiekosten als gevolg van de oorlog in Oekraïne. De minister van Klimaat en Groene Groei heeft de aanvraag afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan de vereisten van de TEK, met name het ontbreken van een eigen zakelijke energieleveringsovereenkomst voor gas en elektriciteit.
De onderneming betoogde dat zij wel tot de doelgroep van de TEK behoorde en dat de voorwaarden van de regeling onredelijk bezwarend waren. Het College oordeelde echter dat de minister terecht had besloten de aanvraag af te wijzen, aangezien de onderneming niet voldeed aan de vereisten van de regeling. De minister had bewust gekozen om geen regeling te treffen voor ondernemingen zonder een eigen zakelijke energieleveringsovereenkomst. Het College concludeerde dat de omstandigheden van de onderneming niet maakten dat de toepassing van het vereiste onredelijk was. De uitspraak van het College van 4 juni 2024 werd als precedent aangehaald, waarin werd geoordeeld dat het vereiste van een zakelijke energieleveringsovereenkomst niet onrechtmatig was.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van de onderneming ongegrond, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de specifieke voorwaarden van de TEK voor subsidieaanvragen en de beleidskeuze van de minister om bepaalde groepen uit te sluiten van de regeling.