ECLI:NL:CBB:2024:9
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidie voor warmtepompen wegens niet voldoen aan stimulerend effect
Op 9 januari 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] en de minister voor Klimaat en Energie, voorheen de minister van Economische Zaken en Klimaat, met zaaknummer 20/1203. De zaak betreft de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister voor achttien warmtepompen, ingediend door [naam 1]. De aanvraag werd afgewezen omdat [naam 1] een verplichting tot aankoop van de warmtepompen was aangegaan vóór het indienen van de subsidieaanvraag, wat in strijd is met de vereisten van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
De minister verklaarde het bezwaar van [naam 1] tegen het afwijzingsbesluit ongegrond. Tijdens de zitting op 6 oktober 2023 heeft [naam 1] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij op advies van het installatiebedrijf de subsidieaanvraag had ingediend. Hij stelde dat hij had vertrouwd op de informatie van de RVO, die hem zou hebben verteld dat de aanvraag als particulier achteraf kon worden ingediend. Het College heeft echter geoordeeld dat de minister terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat niet voldaan was aan het vereiste van stimulerend effect, zoals voorgeschreven in de relevante wetgeving.
Het College benadrukte dat de minister geen ruimte had voor een belangenafweging in deze situatie, aangezien de wet dwingend voorschrijft dat aanvragen voor subsidies worden afgewezen indien niet aan het vereiste van stimulerend effect wordt voldaan. De omstandigheden die [naam 1] aanvoerde, werden niet als uitzonderlijk genoeg beschouwd om van deze regel af te wijken. Het beroep van [naam 1] werd dan ook ongegrond verklaard, en de minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.