Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Rechter: mr. B. Bastein
Partijen
Beslissing
Overwegingen
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Op 14 oktober 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1348. De zaak betreft een beroep van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van hun subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken had de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet kon aantonen dat zij een omzetverlies van ten minste 20% had geleden. De onderneming stelde dat de minister het jaarrekeningrecht moest toepassen vanwege een wijziging in hun factureringswijze.
Het College oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat hij niet verplicht was om het jaarrekeningrecht toe te passen bij de omzetbepaling. De datum van de factuur is leidend voor de omzettoerekening, en de minister hoefde geen rekening te houden met de boekhoudkundige keuzes van de onderneming. De minister verduidelijkte dat de subsidieverlening voor Q4 2020, waarbij wel rekening was gehouden met de boekhoudkundige keuze, een eenmalige fout was. Het College concludeerde dat het rechtszekerheidsbeginsel niet was geschonden door de minister.
Daarnaast werd het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat de onderneming niet had aangetoond dat er toezeggingen of uitlatingen van de overheid waren gedaan die hen deden geloven dat de subsidie voor Q4 2021 op dezelfde wijze zou worden berekend als voor Q4 2020. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, aangezien het College oordeelde dat een bestuursorgaan niet verplicht is om een eerder gemaakte fout te herhalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van griffier mr. M. Ettema.