ECLI:NL:CBB:2024:893

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
23/1640
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de dwangsom in het kader van de regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19

Op 5 november 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1640. De ondernemer, handelend onder een bepaalde naam en gevestigd in een specifieke plaats, had beroep ingesteld tegen de minister van Economische Zaken. De ondernemer was van mening dat de hoogte van de dwangsom, die de minister had opgelegd wegens een te late beslissing op het bezwaar, niet correct was. De minister had een dwangsom van € 299,- aan de ondernemer betaald, maar de ondernemer was het niet eens met deze hoogte en heeft daarom beroep ingesteld.

In de mondelinge uitspraak oordeelde het College dat de minister de hoogte van de dwangsom op de juiste manier had berekend. Het College verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van correcte berekeningen van dwangsommen en de verantwoordelijkheden van de minister in het kader van de regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Bastein, met mr. A.A. Dijk als griffier.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1640

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. A.A. Dijk

Partijen

[naam 1]handelend onder de naam
[naam 2], te [plaats] , (de ondernemer)
en
de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. drs. G.O. Hoeksma en A.M.D. Dijkstra

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Omdat de minister te laat op het bezwaar van de ondernemer had beslist, heeft hij een dwangsom van € 299,- aan de ondernemer betaald. De ondernemer is het niet eens met de hoogte van de dwangsom en heeft daarom beroep ingesteld. Het College oordeelt dat de minister de hoogte van de dwangsom op de juiste manier heeft berekend. Het beroep is daarom ongegrond.
w.g. B. Bastein w.g. A.A. Dijk