Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
Rechter: mr. B. Bastein
Partijen
[naam 2], te [plaats] , (de ondernemer)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Op 5 november 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1640. De ondernemer, handelend onder een bepaalde naam en gevestigd in een specifieke plaats, had beroep ingesteld tegen de minister van Economische Zaken. De ondernemer was van mening dat de hoogte van de dwangsom, die de minister had opgelegd wegens een te late beslissing op het bezwaar, niet correct was. De minister had een dwangsom van € 299,- aan de ondernemer betaald, maar de ondernemer was het niet eens met deze hoogte en heeft daarom beroep ingesteld.
In de mondelinge uitspraak oordeelde het College dat de minister de hoogte van de dwangsom op de juiste manier had berekend. Het College verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van correcte berekeningen van dwangsommen en de verantwoordelijkheden van de minister in het kader van de regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Bastein, met mr. A.A. Dijk als griffier.