ECLI:NL:CBB:2024:892

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
23/1798 t/m 23/1801
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van beroepen inzake dwangsommen en subsidie COVID-19

Op 5 november 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken met de nummers 23/1798, 23/1799, 23/1800 en 23/1801. De ondernemer, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van de minister van Economische Zaken met betrekking tot de regeling voor subsidie vaste lasten financiering COVID-19. De ondernemer stelde dat hij recht had op dwangsommen, omdat de minister te laat had beslist op zijn bezwaren.

Het College oordeelde dat, hoewel de beslissingen van de minister inderdaad te laat waren genomen, de ondernemer geen recht had op dwangsommen. Dit was gebaseerd op de overweging dat de minister de bezwaren van de ondernemer kennelijk ongegrond had verklaard. Volgens de relevante wetgeving, specifiek artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 7:14 van de Algemene wet bestuursrecht, is er in dat geval geen dwangsom verschuldigd.

Daarnaast werd het beroep van de ondernemer op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Het College concludeerde dat de besluiten waar de ondernemer naar verwees niet vergelijkbaar waren met zijn situatie. Uiteindelijk verklaarde het College de beroepen ongegrond, wat betekent dat de ondernemer niet in het gelijk werd gesteld en geen recht had op de gevraagde dwangsommen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/1798, 23/1799, 23/1800 en 23/1801

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. A.A. Dijk

Partijen

[naam 1], handelend onder de naam
[naam 2], te [plaats] (de ondernemer), voor wie aanwezig is [naam 3]
en
de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. drs. G.O. Hoeksma en A.M.D. Dijkstra

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

De ondernemer vindt dat hij recht heeft op dwangsommen, omdat de minister te laat op zijn bezwaren heeft beslist. Het College oordeelt dat de beslissingen weliswaar te laat zijn genomen, maar dat de minister geen dwangsommen hoeft te betalen. De minister heeft de bezwaren kennelijk ongegrond verklaard en uit de wet volgt dat er in dat geval geen dwangsom verschuldigd is (artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 7:14 van de Algemene wet bestuursrecht).
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De drie besluiten waar de ondernemer naar verwijst zijn niet vergelijkbaar met deze zaak.
De beroepen zijn ongegrond.
w.g. B. Bastein w.g. A.A. Dijk