ECLI:NL:CBB:2024:891

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
24/2
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag land- en tuinbouwbedrijven COVID-19 buiten aanvraagperiode

Op 5 november 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer 24/2. De zaak betreft een beroep van drie ondernemingen, [naam 1] B.V., [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V., die een aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven COVID-19 hebben ingediend. Deze aanvraag is echter buiten de in de regeling genoemde aanvraagperiode ingediend. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft de aanvraag daarom afgewezen. De ondernemingen hebben in hun beroep aangevoerd dat de minister de aanvraag toch in behandeling had moeten nemen, onder andere met verwijzing naar het Europese staatssteunkader. Het College heeft echter geen aanleiding gezien om deze stelling te volgen. Het College heeft geoordeeld dat de minister terecht heeft gehandeld door de aanvraag af te wijzen, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is mondeling gedaan en vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/2

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. A.A. Dijk

Partijen

[naam 1] B.V., [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V., te [plaats] (de ondernemingen), waarvoor aanwezig zijn [naam 4] en mr. W.M.J. Saes
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, vertegenwoordigd door mr. drs. G.O. Hoeksma en A.M.D. Dijkstra

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De ondernemingen hebben hun aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven COVID-19 buiten de in die regeling genoemde aanvraagperiode ingediend. De minister heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen. In wat de ondernemingen hebben aangevoerd, onder andere over het Europese staatssteunkader, ziet het College geen aanleiding om te concluderen dat de minister de aanvraag toch in behandeling had moeten nemen.
Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. mr. B. Bastein w.g. mr. A.A. Dijk