ECLI:NL:CBB:2024:89
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen nihilstelling van TVL-subsidie voor marketing- en evenementenbureau
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een marketing- en evenementenbureau en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een beroep ingesteld tegen de nihilstelling van de TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2021, vastgesteld op € 0,- door de minister. De minister had het besluit genomen op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19, waarbij werd gesteld dat er geen sprake was van een omzetverlies van minimaal 30% ten opzichte van de referentieperiode, het eerste kwartaal van 2019.
De onderneming betoogde dat de minister een ander referentiekwartaal had moeten hanteren, namelijk het eerste kwartaal van 2020, omdat de omzet in het eerste kwartaal van 2019 niet representatief zou zijn. Dit werd onderbouwd met de omstandigheden rondom de directeur van de onderneming, die na een ernstig verkeersongeval in 2018 beperkt belastbaar was en daardoor niet in staat was om nieuwe opdrachten te werven. De minister wees echter op de wettelijke bepalingen van de TVL-regeling, die geen mogelijkheid bieden om van de referentieperiode af te wijken, en concludeerde dat de onderneming niet voldeed aan de vereisten voor subsidie.
Het College oordeelde dat de minister terecht de omzet van het eerste kwartaal van 2019 als referentieperiode had gehanteerd en dat de door de onderneming aangevoerde bijzondere omstandigheden niet voldoende waren om een uitzondering te maken. De minister had de subsidie op nihil mogen vaststellen, omdat het omzetverlies niet aan de vereisten voldeed. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.