ECLI:NL:CBB:2024:887

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
23/568 en 23/569
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de staatssteunstatus van subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd op 3 december 2024, worden twee beroepen behandeld van een onderneming tegen besluiten van de minister van Economische Zaken. De minister had op 24 mei 2022 de subsidie voor het tweede kwartaal van 2021 vastgesteld op € 34.346,97 en een te veel betaald voorschot van € 195.934,29 teruggevorderd. Het bezwaar van de onderneming tegen dit besluit werd ongegrond verklaard op 29 december 2022, wat leidde tot het beroep geregistreerd onder nummer 23/568. Daarnaast had de minister op 17 juni 2022 de subsidie voor het derde kwartaal van 2021 vastgesteld op € 92.263,11, met een vergelijkbare ongegrondverklaring van het bezwaar op 29 december 2022, resulterend in het beroep onder nummer 23/569.

Het College heeft de beroepen zonder zitting beoordeeld, omdat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een oordeel te komen. De kern van het geschil betreft de vraag of de vastgestelde subsidie als staatssteun kan worden gekwalificeerd volgens artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De onderneming betoogde ook dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden door een ongemotiveerd onderscheid tussen verschillende MKB-sectoren.

Het College verwijst naar een eerdere uitspraak van 15 augustus 2023, waarin werd geoordeeld dat de subsidie staatssteun is. De gronden die de onderneming in deze zaken aanvoert, zijn identiek aan die in de eerdere uitspraak. Het College concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 december 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/568 en 23/569
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaken tussen

[naam] B.V., te [plaats] (onderneming)

(gemachtigde: P.J.G. Goumans)
en

de minister van Economische Zaken

Procesverloop

Met het besluit van 24 mei 2022 heeft de minister de subsidie voor het tweede kwartaal van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) vastgesteld op € 34.346,97 en het te veel betaalde voorschot van € 195.934,29 teruggevorderd.
Met het besluit van 29 december 2022 heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer 23/568.
Met het besluit van 17 juni 2022 heeft de minister de subsidie voor het derde kwartaal van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) vastgesteld op € 92.263,11.
Met het besluit van 29 december 2022 heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen dit besluit ook beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer 23/569.
De minister heeft voor beide zaken één verweerschrift ingediend.

Beoordeling

1. Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het na lezing van de beroepschriften en de andere stukken in de dossiers over voldoende informatie beschikt om tot een oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
2 Partijen verschillen in de kern van mening over de vraag of de vastgestelde subsidie staatssteun is in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De onderneming is verder van mening dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, omdat er een ongemotiveerd onderscheid is gemaakt tussen getroffen ondernemingen in verschillende MKB-sectoren.
3 Het College heeft op 15 augustus 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:413) uitspraak gedaan in een zaak van de onderneming die ging over de subsidie die aan de onderneming is verleend voor het tweede kwartaal van 2021. De gronden die de onderneming in die hier voorliggende zaken heeft aangevoerd, zijn dezelfde gronden die tot die uitspraak heeft geleid. De onderneming heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om na de uitspraak van 15 augustus 2023 haar beroepsgronden aan te vullen.
4 Het College is ook in de hier voorliggende zaken van oordeel dat de subsidie staatssteun is en dat het door de onderneming gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Voor de motivering van dit oordeel verwijst het College naar de uitspraak van 15 augustus 2023.
5 De beroepen zijn (kennelijk) ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
w.g. B. Bastein w.g. P.M. Beishuizen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.