ECLI:NL:CBB:2024:887
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de staatssteunstatus van subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd op 3 december 2024, worden twee beroepen behandeld van een onderneming tegen besluiten van de minister van Economische Zaken. De minister had op 24 mei 2022 de subsidie voor het tweede kwartaal van 2021 vastgesteld op € 34.346,97 en een te veel betaald voorschot van € 195.934,29 teruggevorderd. Het bezwaar van de onderneming tegen dit besluit werd ongegrond verklaard op 29 december 2022, wat leidde tot het beroep geregistreerd onder nummer 23/568. Daarnaast had de minister op 17 juni 2022 de subsidie voor het derde kwartaal van 2021 vastgesteld op € 92.263,11, met een vergelijkbare ongegrondverklaring van het bezwaar op 29 december 2022, resulterend in het beroep onder nummer 23/569.
Het College heeft de beroepen zonder zitting beoordeeld, omdat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een oordeel te komen. De kern van het geschil betreft de vraag of de vastgestelde subsidie als staatssteun kan worden gekwalificeerd volgens artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De onderneming betoogde ook dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden door een ongemotiveerd onderscheid tussen verschillende MKB-sectoren.
Het College verwijst naar een eerdere uitspraak van 15 augustus 2023, waarin werd geoordeeld dat de subsidie staatssteun is. De gronden die de onderneming in deze zaken aanvoert, zijn identiek aan die in de eerdere uitspraak. Het College concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 december 2024.