ECLI:NL:CBB:2024:863

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
24/225
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek subsidie COVID-19 door de minister van Economische Zaken

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 december 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een ondernemer tegen de afwijzing van zijn herzieningsverzoek door de minister van Economische Zaken. De ondernemer had op 14 juli 2023 verzocht om herziening van de beslissing op bezwaar van 16 maart 2023, waarin zijn bezwaar tegen een vaststellingsbesluit van 6 augustus 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. Dit vaststellingsbesluit had de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode van januari tot en met maart 2021 vastgesteld op € 0,-. De minister verklaarde het bezwaar van de ondernemer ongegrond in een besluit van 15 januari 2024.

Het College heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat het voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. De minister had het herzieningsverzoek afgewezen op basis van het feit dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. De ondernemer voerde aan dat hij omzetgegevens had aangeleverd die nieuw waren en dat hij voldeed aan de voorwaarden voor subsidie. Het College oordeelde echter dat de ondernemer deze gegevens eerder had moeten overleggen in de bezwaarprocedure tegen het vaststellingsbesluit. Aangezien er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren, was de afwijzing van het herzieningsverzoek door de minister terecht.

De uitspraak concludeert dat het beroep van de ondernemer kennelijk ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/225
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen
[naam 1],
handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] (ondernemer)
(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto)
en

de minister van Economische Zaken

Procesverloop

Met het besluit van 8 augustus 2023 heeft de minister het herzieningsverzoek van de ondernemer van 14 juli 2023 afgewezen. De ondernemer heeft herziening gevraagd van de beslissing op bezwaar van 16 maart 2023, waarin het bezwaar tegen een besluit van 6 augustus 2022 (vaststellingsbesluit) niet-ontvankelijk is verklaard. Met het vaststellingsbesluit is de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode van januari tot en met maart 2021 vastgesteld op € 0,-.
Met het besluit van 15 januari 2024 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Beoordeling

1. Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het na lezing van het beroepschrift en de andere stukken in het dossier over voldoende informatie beschikt om tot een oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
2. De minister heeft het herzieningsverzoek afgewezen, omdat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Het College zal, aan de hand van wat de ondernemer daarover aanvoert, onderzoeken of de minister zich terecht op dat standpunt heeft gesteld.
3. De ondernemer voert aan dat de minister er ten onrechte van uitgaat dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Bij het herzieningsverzoek zijn immers omzetgegevens aangeleverd. Er was alle reden om wel inhoudelijk naar het verzoek van de ondernemer te kijken, omdat hij op grond van zijn omzet voldoet aan de voorwaarden in de TVL om in aanmerking te komen voor subsidie. Het belang van de ondernemer dient zwaarder te wegen dan het belang van de minister.
4 Het standpunt van de minister dat de ondernemer aan zijn verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd, is juist. Op grond van de TVL is iedere onderneming gehouden om binnen de daarvoor gestelde termijn een verzoek om vaststelling in te dienen en daarbij omzetgegevens over te leggen. Dat heeft de ondernemer niet gedaan. Van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat de ondernemer niet binnen de daarvoor gestelde termijnen een vaststellingsverzoek kon indienen is niet gebleken. De bij het herzieningsverzoek overgelegde omzetgegevens, had de ondernemer kunnen en moeten overleggen in een bezwaarprocedure tegen het vaststellingsbesluit. Om die reden zijn die omzetgegevens geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
5 Als geen sprake is van nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden, zal de bestuursrechter meestal tot het oordeel komen dat het bestuursorgaan het verzoek om herziening mocht afwijzen. Dat is alleen anders als het besluit om niet terug te komen van dat eerdere besluit evident onredelijk is. Daarvan is niet gebleken. De subsidie is (ambtshalve) vastgesteld op € 0,-, omdat de ondernemer geen vaststellingsverzoek heeft ingediend. De ondernemer heeft op 30 januari 2023, ruim na het verstrijken van de bezwaartermijn van zes weken, bezwaar tegen het vaststellingsbesluit gemaakt. De minister heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de ondernemer heeft daartegen geen beroep ingesteld. Gelet op deze omstandigheden mocht de minister het herzieningsverzoek van de ondernemer afwijzen onder verwijzing naar het vaststellingsbesluit.
6 Het beroep is (kennelijk) ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
w.g. B. Bastein w.g. L.N. Foppen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.