Op 8 oktober 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1137. De zaak betreft een beroep van [naam 1] B.V. tegen de minister van Economische Zaken over de vaststelling van de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister had het bezwaar van de onderneming niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.
De bezwaartermijn van zes weken is dwingend geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Een te laat ingediend bezwaarschrift kan alleen ontvankelijk zijn als er omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De onderneming stelde dat zij het vaststellingsbesluit ingewikkeld vond en pas later begreep dat de minister een verkeerde berekening had gemaakt. Het College oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te maken.
Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de minister om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van griffier mr. C.D.V. Efstratiades.