ECLI:NL:CBB:2024:768

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
23/1120
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag subsidie vaste lasten COVID-19 door ondernemer na ziekenhuisopname

Op 8 oktober 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1120. De zaak betreft een ondernemer die een aanvraag voor subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 had ingediend. De aanvraag was echter te laat ingediend, namelijk op 13 augustus 2022, terwijl de aanvraagperiode liep van 31 augustus 2021 tot en met 29 oktober 2021. De ondernemer had aangevoerd dat hij door een ziekenhuisopname van 18 oktober 2021 tot en met 3 november 2021 niet in staat was om tijdig contact op te nemen met de minister van Economische Zaken.

De minister heeft deze ziekenhuisopname erkend als een ernstige persoonlijke omstandigheid, maar oordeelde dat de ondernemer te lang had gewacht met het opnemen van contact. De ondernemer had pas op 15 juli 2022 contact opgenomen, terwijl hij in de tussenliggende periode wel twee aanvragen voor andere kwartalen had ingediend. Het College was het eens met de minister dat de afwijzing van de aanvraag niet onevenredig was.

De uitspraak benadrukt het belang van de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer en dat het tegenwerpen van de termijnoverschrijding niet onevenredig moet zijn. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen, omdat deze niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van griffier mr. C.D.V. Efstratiades.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1120
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2024

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. C.D.V. Efstratiades

Partijen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , (de onderneming)

en

de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. T. Khidous en

mr. J.W.P. van Oosten

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De minister heeft de aanvraag van de onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor het derde kwartaal van 2021 afgewezen omdat deze niet binnen de aanvraagperiode is ingediend. De aanvraagperiode liep van 31 augustus 2021 tot en met 29 oktober 2021. De ondernemer heeft de aanvraag ingediend op 13 augustus 2022.
In gevallen zoals hier aan de orde, waarin een aanvraag te laat is ingediend, beoordeelt de minister of de door de ondernemer aangevoerde omstandigheden aanleiding geven om de ondernemer op grond van het evenredigheidsbeginsel alsnog de mogelijkheid te bieden een aanvraag in te dienen. Het uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer, tenzij het tegenwerpen daarvan niet evenredig is. Dan gaat het om ‘ernstige persoonlijke omstandigheden’ of ‘overige omstandigheden’.
3 Het afwijzen van de aanvraag is niet onevenredig. De minister heeft de door de onderneming aangevoerde omstandigheid dat hij door een ongeluk in het ziekenhuis terecht is gekomen van 18 oktober 2021 tot en met 3 november 2021 aangemerkt als ernstige persoonlijke omstandigheid. Maar de minister vindt ook dat de ondernemer vervolgens dusdanig lang heeft gewacht met het opnemen van contact met de minister, dat niet kan worden verwacht dat de minister de aanvraag in behandeling neemt. Dat is het College met de minister eens. De ondernemer heeft namelijk pas op 15 juli 2022 contact opgenomen, terwijl hij in de tussenliggende periode wel twee aanvragen voor andere kwartalen heeft ingediend. De minister heeft de aanvraag dus terecht afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.
w.g. B. Bastein w.g. C.D.V. Efstratiades