ECLI:NL:CBB:2024:764

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
23/572
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 op basis van omzetverlies

Op 8 oktober 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/572. De zaak betreft een beroep van [naam 1] B.V. tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken over de vaststelling van de subsidie voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister had de subsidie vastgesteld op € 0,- omdat er geen sprake was van een omzetverlies van ten minste 30%.

In de mondelinge uitspraak werd benadrukt dat de minister bij de berekening van het omzetverlies terecht is uitgegaan van de omzet zoals deze volgt uit de gegevens van de Belastingdienst over de ingediende aangifte omzetbelasting. Het College oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om de aangifte omzetbelasting correct in te vullen en te controleren. Indien er fouten zijn gemaakt in deze aangiften, heeft de ondernemer de mogelijkheid om suppletieaangiften in te dienen. Het College merkte op dat niet is gebleken dat de ondernemer dit voor het eerste kwartaal van 2021 heeft gedaan.

De uitspraak werd gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van griffier mr. C.D.V. Efstratiades, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Het College verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de minister werd bevestigd.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/572
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2024

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. C.D.V. Efstratiades

Partijen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming), waarvoor aanwezig is [naam 2]
en
de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. T. Khidous en mr. J.W.P. van Oosten

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De minister heeft de subsidie voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) vastgesteld op € 0,- omdat geen sprake is van een omzetverlies van ten minste 30%.
2 De minister is bij de berekening van het omzetverlies terecht uitgegaan van de omzet zoals deze volgt uit de gegevens van de Belastingdienst over de ingediende aangifte omzetbelasting. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om de aangifte omzetbelasting goed in te vullen en te controleren. Bij fouten in deze aangiften heeft de ondernemer de mogelijkheid om suppletieaangiften in te dienen. Dat de ondernemer dat voor Q1 van 2021 heeft gedaan, is niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.
w.g. B. Bastein w.g. C.D.V. Efstratiades