ECLI:NL:CBB:2024:502

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
23/457
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek TVL-subsidie door de minister van Economische Zaken

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 juli 2024, betreft het een herzieningsverzoek van een ondernemer die een aanvraag voor TVL-subsidie had ingediend voor het tweede kwartaal van 2021. De aanvraag was eerder afgewezen omdat de onderneming op 1 januari 2020 was uitgeschreven uit het handelsregister, waardoor er geen vaste lasten waren in de subsidieperiode. De ondernemer had geen bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Op 2 november 2021 diende de ondernemer een herzieningsverzoek in, dat door de minister van Economische Zaken werd afgewezen wegens het ontbreken van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden.

De ondernemer stelde dat hij de minister in de bezwaarprocedure had willen uitleggen dat er sprake was van een voortzetting van zijn onderneming, maar het afwijzingsbesluit had hem niet bereikt. De minister betwistte dit en stelde dat de ondernemer ten tijde van de aanvraag of in de bezwaarperiode kenbaar had kunnen maken dat er sprake was van een voortzetting. Het College oordeelde dat de minister het herzieningsverzoek terecht had afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing konden rechtvaardigen. De ondernemer had de mogelijkheid om zijn situatie tijdig toe te lichten, maar had dit nagelaten.

De uitspraak benadrukt dat een herzieningsprocedure niet bedoeld is om alsnog een bezwaarprocedure te doorlopen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] (ondernemer)

en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigden: mr. H.G. Wammes en mr. T. Khidous)

Procesverloop

Met het besluit van 1 maart 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de minister het verzoek van de ondernemer tot herziening van het besluit tot afwijzing van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode april tot en met juni 2021 (Q2 2021), afgewezen.
Met het besluit van 1 december 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 22 april 2024. Aan de zitting hebben de ondernemer en de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1.1
De ondernemer heeft op 16 augustus 2021 een aanvraag gedaan voor TVL-subsidie voor Q2 2021. Deze aanvraag is op 18 augustus 2021 afgewezen, omdat de onderneming waarvoor subsidie werd aangevraagd op 1 januari 2020 is uitgeschreven uit het handelsregister en dus in de subsidieperiode geen vaste lasten had. De ondernemer heeft geen bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de TVL-subsidie.
1.2
Op 2 november 2021 heeft de ondernemer een herzieningsverzoek ingediend. De minister heeft dit herzieningsverzoek afgewezen, omdat geen sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van de ondernemer
3 De ondernemer heeft onder zijn oude eenmanszaak een aanvraag voor TVL-subsidie gedaan, omdat het niet mogelijk was om voor zijn nieuwe vennootschap onder firma (V.O.F.) een aanvraag te doen. De ondernemer was voornemens om de minister in de bezwaarprocedure uit te leggen dat sprake was van een voortzetting. Het besluit tot afwijzing van de TVL-subsidie heeft de ondernemer echter niet bereikt. Daarom heeft hij nu verzocht om een herziening van dat besluit. De ondernemer wordt onevenredig nadelig getroffen door geen TVL-subsidie te krijgen.
Standpunt van de minister
4 De minister stelt dat geen sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden. De ondernemer had volgens de minister ten tijde van de aanvraag of in de bezwaarperiode kenbaar kunnen maken dat sprake is van een voortzetting. De minister acht het afwijzingsbesluit voorts niet evident onredelijk noch onevenredig, omdat niet is onderbouwd waarom sprake is van buitengewone omstandigheden.
Beoordeling door het College
5.1
Bij een verzoek om herziening is een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd om het verzoek inhoudelijk te behandelen. Daarbij zal het bestuursorgaan het oorspronkelijke besluit in volle omvang heroverwegen en kan het bestuursorgaan het verzoek inwilligen of afwijzen. Een bestuursorgaan mag dit ook als de aanvrager aan zijn verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. In dat geval toetst de bestuursrechter het besluit op die aanvraag als ware dit het eerste besluit over die aanvraag. Het bestuursorgaan kan er ook voor kiezen om het verzoek af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit, als er volgens hem geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Daarmee geeft het bestuursorgaan dan overeenkomstige toepassing aan artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In dat geval toetst de bestuursrechter of het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
5.2
In dit geval heeft de minister het herzieningsverzoek afgewezen omdat geen sprake was van nieuwe feiten en omstandigheden. Het College zal toetsen of dit standpunt van de minister terecht is.
5.3
Het College ziet in het betoog van de ondernemer geen reden om te oordelen dat het standpunt van de minister onterecht is. Niet in geschil is dat de feiten en omstandigheden niet zijn gewijzigd ten opzichte van het moment waarop de aanvraag door de ondernemer is gedaan. De ondernemer heeft ter zitting toegelicht dat hij verwachtte dat zijn aanvraag zou worden afgewezen en hij de bezwaarprocedure wilde gebruiken om zijn situatie toe te lichten. De ondernemer heeft echter geen (tijdig) bezwaar gemaakt. Dit moet voor zijn rekening en risico komen. De ondernemer had ten tijde van zijn aanvraag dan wel na het doen van zijn aanvraag voor TVL-subsidie contact op kunnen nemen met de minister om zijn situatie toe te lichten. Dit heeft de ondernemer echter niet gedaan. Een herzieningsprocedure is niet bedoeld om alsnog een bezwaarprocedure te kunnen doorlopen. In dit licht acht het College het afwijzingsbesluit ook niet evident onredelijk.
5.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de minister het herzieningsverzoek van de ondernemer terecht heeft afgewezen.
Slotsom
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. A. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
w.g. H. van den Heuvel de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.