ECLI:NL:CBB:2024:423

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
23/152
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak College van Beroep inzake subsidie COVID-19

Op 25 juni 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Larditron Projects B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van 30 april 2024, waarbij het beroep van de onderneming tegen een besluit op bezwaar van de minister ongegrond was verklaard. De onderneming stelde dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij binnen zes weken bezwaar moest maken, zoals vermeld in het besluit van 8 september 2021. Dit werd door het College niet gevolgd, omdat de formulering 'binnen zes weken bezwaar kan worden gemaakt' niet zo kan worden geïnterpreteerd als de onderneming voorstelde. Het College benadrukte dat de bezwaartermijn niet kan worden verlengd door het bestuursorgaan, terwijl de termijn voor het indienen van een verweerschrift door de bestuursrechter wel kan worden verlengd. Het College verklaarde het verzet ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 30 april 2024 in stand blijft. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/152

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2024 op het verzet van

Larditron Projects B.V., te Maastricht-Airport (de onderneming)

Procesverloop

De onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College van 30 april 2024 met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dus zonder zitting.

Overwegingen

1. Met de uitspraak van 30 april 2024 heeft het College het beroep van de onderneming tegen het besluit op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat van
12 december 2022 ongegrond verklaard. Met het besluit van 12 december 2022 heeft de minister het bezwaar van de onderneming tegen het besluit van 8 september 2021
niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2 In verzet heeft de onderneming het volgende aangevoerd. Onder het besluit van
8 september 2021 staat dat binnen zes weken bezwaar
kanworden gemaakt. De onderneming heeft dat zo begrepen en ook mogen begrijpen, dat
bij voorkeurbinnen zes weken bezwaar moet worden gemaakt en niet dat dit
uitsluitendbinnen zes weken kan. Zij beroept zich daarbij ook op het feit dat het College later in de procedure aan de minister heeft verzocht binnen vier weken een verweerschrift in te dienen en vervolgens, toen geen verweerschrift was ingediend, de minister daarvoor twee keer een nieuwe termijn heeft gegeven.
3 Het College volgt de onderneming niet. De zinsnede dat “binnen zes weken bezwaar kan worden gemaakt” kan redelijkerwijs niet zo worden begrepen als de onderneming wil. Het beroep op de gang van zaken rond het verweerschrift ziet eraan voorbij dat de bezwaartermijn (artikel 6:7 van de Awb) door het bestuursorgaan niet kan worden verlengd en de sanctie van niet-ontvankelijkheid bij onverschoonbare termijnoverschrijding (artikel 6:11 van de Awb) dwingend is, terwijl de termijn voor het indienen van een verweerschrift (artikel 8:42, eerste lid, van de Awb) door de bestuursrechter wel kan worden verlengd (artikel 8:42, tweede lid, van de Awb).
4 Het verzet is daarom ongegrond. Dat betekent dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van E.A. van der Meel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. E.A. van der Meel