In deze zaak heeft een onderneming beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, die een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 had afgewezen. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van de SBI-code 46.62, die betrekking heeft op de groothandel in gereedschapswerktuigen. De onderneming betwistte dit en stelde dat de SBI-code 77.399, die betrekking heeft op de verhuur en lease van machines, van toepassing was. De onderneming voerde aan dat de verhuur en lease van machines de hoofdactiviteit was op de peildatum van 15 maart 2020.
De minister had in een later besluit, het bestreden besluit, het bezwaar van de onderneming gegrond verklaard en een voorlopige subsidie toegekend, maar de partijen waren het oneens over de juiste SBI-code en het bijbehorende vaste lastenpercentage. De rechtbank heeft de argumenten van de onderneming overwogen, waaronder bewijsstukken die de hoofdactiviteit van de onderneming onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat de minister ten onrechte was uitgegaan van de SBI-code 46.62 en dat de SBI-code 77.399 van toepassing was. Dit leidde tot een recht op een subsidiebedrag van € 12.832,40.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen de subsidie te verlenen. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de onderneming, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 mei 2024.