ECLI:NL:CBB:2024:336

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
23/393
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen subsidiehoogte COVID-19 op basis van aangifte omzetbelasting

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 april 2024 uitspraak gedaan in het beroep van [naam] B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming betwistte de hoogte van de subsidie die was vastgesteld op basis van de aangifte omzetbelasting. De onderneming stelde dat de minister bij het vaststellen van de subsidie had moeten uitgaan van de eigen administratie, omdat zij ook omzet uit het buitenland genereert die niet in de aangifte omzetbelasting is opgenomen. Echter, uit de stukken bleek dat de buitenlandse omzet wel degelijk was opgenomen in de aangifte omzetbelasting. Het College oordeelde dat de minister terecht van deze aangifte is uitgegaan bij de berekening van de subsidie.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/393
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2024

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. F. Willems

Partijen

[naam] B.V., te [plaats] (onderneming)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. S.F. Hu

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Volgens de onderneming had de minister bij het vaststellen van de subsidie moeten uitgaan van de eigen administratie, omdat zij omzet heeft uit het buitenland die niet wordt opgenomen in de aangifte omzetbelasting. Uit de stukken blijkt evenwel dat de door de onderneming bedoelde buitenlandse omzet wel is opgenomen in aangifte omzetbelasting. De minister heeft deze omzet dan ook betrokken in zijn berekening van de hoogte van de subsidie. Niet is gebleken dat sprake is van (andere) omzet die niet in de aangifte omzetbelasting is opgenomen. De minister is dan ook voor de berekening van de hoogte van de subsidie terecht uitgegaan van de aangifte omzetbelasting.
2 Dat deze wijze van berekening in het geval van de onderneming tot gevolg heeft dat zij niet in aanmerking komt voor een hogere subsidie, maakt niet dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel. De onderneming heeft niet onderbouwd dat sprake is van een zeer uitzonderlijk geval waarin het besluit onevenredig nadelig uitpakt.
3 Het College is het niet met de onderneming eens dat zij in haar belangen is geschaad doordat de minister het verslag van de hoorzitting pas heeft opgestuurd toen er al beroep was ingesteld. De onderneming kon aan de hand van het bestreden besluit een weloverwogen keuze maken om al dan niet beroep in te stellen. De late toezending van het verslag is geen reden om het beroep gegrond te verklaren.
w.g. B. Bastein w.g. F. Willems