ECLI:NL:CBB:2024:276

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
23/1517
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake subsidie COVID-19

Op 16 april 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van [naam] B.V. tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun beroep, dat eerder op 21 november 2023 was gedaan. De onderneming had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij het College had vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was betaald. Het verzet werd behandeld op een zitting op 28 februari 2024, waar de partijen niet aanwezig waren.

In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat de onderneming in verzet geen nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere uitspraak van 21 november 2023 konden weerleggen. Het College concludeerde dat het verzet ongegrond was, wat betekent dat het beroep van de onderneming niet inhoudelijk werd behandeld en de zaak daarmee was afgesloten. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, met D.A. Bohlmeijer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 16 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1517

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 op het verzet van

[naam] B.V., te [woonplaats] (de onderneming)

Procesverloop

De onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 21 november 2023.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 28 februari 2024. Partijen hebben niet aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1. Met de uitspraak van 21 november 2023 heeft het College het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat binnen de daarvoor gestelde termijn het griffierecht niet is betaald.
2 Het College stelt vast dat de onderneming in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de uitspraak van 21 november 2023 onjuist is. Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van de onderneming niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
3 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.A. Bohlmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer