ECLI:NL:CBB:2024:234
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake de isolatie van katten door de NVWA
Op 3 februari 2024 arriveerde mevrouw [naam 1] met twee katten op Schiphol, maar deze voldeden niet aan de regelgeving ter voorkoming van rabiës. Inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateerden deze overtreding en namen op 9 februari 2024 in totaal vijf katten mee naar de woning van mevrouw [naam 1], waar ze onder toezicht in afzondering werden geplaatst. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit legde op 21 februari 2024 een besluit voor tot het afzonderen van de katten, waartegen mevrouw [naam 1] bezwaar maakte en een verzoek om voorlopige voorziening indiende. De zitting vond plaats op 8 maart 2024, waar zowel mevrouw [naam 1] als vertegenwoordigers van de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de belangen van de volks- en diergezondheid zwaarder wogen dan die van mevrouw [naam 1] en haar katten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er voorlopig geen reden was om te stellen dat het besluit onrechtmatig was, gezien het risico op verspreiding van rabiës. De voorzieningenrechter gaf aan dat de minister binnen vier weken een beslissing op het bezwaar van mevrouw [naam 1] zou nemen en dat zij nog stukken kon aanleveren in het kader van de bezwaarprocedure.