ECLI:NL:CBB:2024:2

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
22/920
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van COVID-19 subsidie

Op 9 januari 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/920, waarin de ondernemer verzet heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van 27 juni 2023. In die eerdere uitspraak werd het verzoek van de ondernemer om de minister van Economische Zaken en Klimaat te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De ondernemer had verzet aangetekend met de claim dat hij recht had op vergoeding van kosten die hij had gemaakt voor zijn boekhouder, ter hoogte van € 1.355,20.

Het College heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de kosten die de ondernemer heeft gemaakt voor zijn boekhouder niet onder de vergoedingsmogelijkheden vallen zoals beschreven in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Het College concludeert dat er geen sprake is van kosten voor beroepsmatige rechtsbijstand of deskundigen, zoals vereist in de relevante artikelen van het Bpb. Daarom komt de ondernemer niet in aanmerking voor de gevraagde proceskostenvergoeding.

De beslissing van het College is dat het verzet ongegrond is verklaard en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, met D.A. Bohlmeijer als griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/920

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2024 op het verzet van

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] ,te [plaats] (de ondernemer)

Procesverloop

De ondernemer heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College van 27 juni 2023 met toepassing van de artikelen 8:54, eerste lid, en 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting. Met die uitspraak heeft het College het verzoek van de ondernemer om de minister van Economische Zaken en Klimaat te veroordelen in de proceskosten van de ondernemer, afgewezen.

Overwegingen

1. De ondernemer heeft in verzet herhaald dat hij aanspraak maakt op vergoeding van de kosten die hij in het kader van zijn beroep heeft moeten betalen aan zijn boekhouder. Het gaat om een bedrag van in totaal € 1.355,20.
2 Het College volgt de ondernemer hierin niet. In artikel 1, aanhef, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) staat op welke kosten een veroordeling in de proceskosten
uitsluitendbetrekking kan hebben. Het gaat hier niet om kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Er is ook geen sprake van (een verslag van) een deskundige in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb. De kosten die de ondernemer heeft gemaakt voor het inschakelen van zijn boekhouder komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Het verzet is ongegrond.
3 De minister hoeft geen proceskosten van het verzet te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.A. Bohlmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer