ECLI:NL:CBB:2023:9

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
21/1248
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat

Op 17 januari 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Maatschap [naam], appellante, tegen de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van 10 mei 2022, waarin het College het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Dit beroep was ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van 5 oktober 2021, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 22 april 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard. De staatssecretaris had geoordeeld dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was.

In het verzetschrift herhaalde appellante haar eerdere argumenten, maar het College oordeelde dat deze niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te weerleggen. De termijnoverschrijding werd wederom als niet verontschuldigbaar beschouwd, waardoor het College besloot het verzet ongegrond te verklaren. Dit betekent dat het beroep van appellante niet inhoudelijk werd behandeld en de zaak met deze uitspraak is afgesloten. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. S. van Noordt, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1248

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 op het verzet van

Maatschap [naam] , te [woonplaats] , appellante

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (staatssecretaris) van 5 oktober 2021.
Bij uitspraak van 10 mei 2022 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 10 mei 2022 verzet gedaan.

Overwegingen

1. In het besluit van 5 oktober 2021 heeft de staatssecretaris het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift (veel) te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is. In de uitspraak van 10 mei 2022 heeft het College geoordeeld dat de staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. In haar verzetschrift herhaalt appellante wat zij eerder al had aangevoerd. Dat brengt het College niet tot het oordeel dat de uitspraak van 10 mei 2022 niet juist is. De termijnoverschrijding is niet verontschuldigbaar. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van appellante niet inhoudelijk zal worden behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
3. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
mr. S. van Noordt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 17 januari 2023.
w.g. T.G.M. Simons w.g. S. van Noordt