Op 17 januari 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Maatschap [naam], appellante, tegen de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van 10 mei 2022, waarin het College het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Dit beroep was ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van 5 oktober 2021, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 22 april 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard. De staatssecretaris had geoordeeld dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was.
In het verzetschrift herhaalde appellante haar eerdere argumenten, maar het College oordeelde dat deze niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te weerleggen. De termijnoverschrijding werd wederom als niet verontschuldigbaar beschouwd, waardoor het College besloot het verzet ongegrond te verklaren. Dit betekent dat het beroep van appellante niet inhoudelijk werd behandeld en de zaak met deze uitspraak is afgesloten. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. S. van Noordt, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.