ECLI:NL:CBB:2023:754

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
22/2437 en 22/2438
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing TVL-aanvragen door de minister wegens te late indiening en onvoldoende motivatie van de beslissingen op bezwaar

Op 21 december 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 22/2437 en 22/2438, waarbij de beroepen van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van hun TVL-aanvragen door de minister van Economische Zaken en Klimaat gegrond zijn verklaard. De minister had de aanvragen afgewezen omdat deze te laat waren ingediend. Tijdens de zitting werd door de vertegenwoordigers van de minister aangegeven dat de bezwaargronden van de onderneming niet relevant waren, omdat deze alleen van toepassing zouden zijn als de onderneming een aanvraag voor de startersregeling had gedaan. Het College oordeelde dat de minister deze bezwaargronden had moeten opnemen in zijn beslissingen op bezwaar, wat leidde tot de gegrondverklaring van de beroepen en de vernietiging van de beslissingen op bezwaar.

Desondanks oordeelde het College dat de aanvragen van de onderneming wel degelijk te laat waren ingediend. De onderneming had gesteld dat zij technische problemen had ondervonden bij het indienen van de aanvragen, maar het College vond geen bewijs dat de onderneming tijdig had geprobeerd om de aanvragen in te dienen. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de onderneming is om een juiste en tijdige aanvraag in te dienen en dat er geen aanwijzingen waren dat de onderneming dit had gedaan. De mogelijkheid om een melding voor een te late aanvraag in te dienen, betekent niet dat de onderneming erop mocht vertrouwen dat haar aanvragen alsnog inhoudelijk behandeld zouden worden.

Uiteindelijk heeft het College de beslissingen op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, wat betekent dat de onderneming geen recht heeft op TVL-subsidie. De minister is wel verplicht het betaalde griffierecht van in totaal € 730,- aan de onderneming te vergoeden, omdat de beslissingen op bezwaar onvoldoende gemotiveerd waren.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/2437 en 22/2438
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023

Rechter: mr. M. van der Knijff

Griffier: L.G. Mulderij

Partijen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming), waarvoor aanwezig was [naam 2] ,
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. M.P. Beudeker en C. Zieleman

Beslissing

Het College:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt beide beslissingen op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van beide beslissingen op bezwaar in stand blijven;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van in totaal € 730,- aan de onderneming te vergoeden.

Overwegingen

1. De minister heeft de TVL-aanvragen van de onderneming voor het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 afgewezen omdat die te laat zijn ingediend.
2. De minister heeft in de beslissingen op bezwaar niet op de bezwaargronden over de startdatum van de onderneming gereageerd. Op de zitting hebben de vertegenwoordigers van de minister gezegd dat die bezwaargronden niet relevant waren, omdat die gronden alleen gevolgen zouden kunnen hebben als de onderneming een aanvraag voor de startersregeling had gedaan. Het College is van oordeel dat deze bezwaargronden inderdaad niet slagen, maar dat de minister dat op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb wel in de beslissingen op bezwaar had moeten opnemen. De beroepen zijn daarom gegrond en de beslissingen op bezwaar moeten worden vernietigd.
3. Dat betekent nog niet dat de onderneming recht heeft op TVL. Daarvoor moet worden beoordeeld of de minister de aanvragen mocht afwijzen omdat die te laat zijn ingediend.
4. Het is duidelijk dat de aanvragen te laat zijn ingediend. De onderneming stelt dat zij heeft geprobeerd om de aanvragen op tijd in te dienen, maar dat zij tegen technische problemen aanliep bij het invullen van onder meer haar KvK-nummer in het aanvraagformulier. Het formulier zou een melding hebben gegeven dat geen aanspraak gemaakt kon worden op TVL-subsidie. Volgens de onderneming was het daardoor niet mogelijk om de aanvraag in te dienen. Toen de onderneming er een paar maanden na afloop van de aanvraagtermijn achter kwam dat er alsnog een melding voor een te late aanvraag kon worden ingediend, ging zij ervan uit dat de minister haar aanvragen dan alsnog inhoudelijk zou behandelen.
5. Als uitgangspunt geldt dat een onderneming zelf verantwoordelijk is voor een juiste en tijdige aanvraag. In de stukken is geen aanwijzing of onderbouwing te vinden waaruit blijkt dat de onderneming op tijd heeft geprobeerd een aanvraag in te dienen, maar dat het niet mogelijk was het formulier in te vullen of in te dienen. Het is aan de onderneming om dat aannemelijk te maken. Voor zover de onderneming tegen technische problemen is aangelopen bij de aanvragen had zij op zijn minst (telefonisch) contact op moeten nemen met de RVO. Dat heeft de onderneming niet gedaan.
6. Dat het mogelijk was om een melding voor een te late aanvraag in te dienen, betekent nog niet dat de onderneming erop mocht vertrouwen dat de aanvragen inhoudelijk in behandeling zouden worden genomen. Dat formulier bestaat zodat de minister kan beoordelen of er sprake was van bijzondere omstandigheden die het onevenredig maken om een aanvraag af te wijzen omdat die te laat is ingediend. Dat is hier niet het geval. De aanvraagtermijn staat duidelijk in de TVL. Het is de verantwoordelijkheid van de onderneming om op tijd een aanvraag in te dienen, het komt voor haar eigen risico als zij dat niet op tijd doet. De afwijzing van de aanvragen is niet onevenredig. De minister mocht de aanvragen afwijzen.
7. De beroepen zijn gegrond, omdat de beslissingen op bezwaar onvoldoende gemotiveerd zijn. De minister moet daarom het betaalde griffierecht (2x € 365,-) aan de onderneming vergoeden. Maar de minister mocht de TVL-aanvragen wel afwijzen, omdat die te laat zijn ingediend. Het College laat daarom de rechtsgevolgen van de beslissingen op bezwaar in stand. Dat betekent dat de onderneming alsnog geen TVL krijgt.
w.g. M. van der Knijff De griffier is verhinderd dit proces-verbaal mede te ondertekenen.