ECLI:NL:CBB:2023:736

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
22/1497
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de chauffeurskaart van een taxichauffeur wegens verdenking van een strafbaar feit en de gevolgen van een sepot

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een taxichauffeur en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. De staatssecretaris had op 25 januari 2022 de chauffeurskaart van de taxichauffeur geschorst, omdat hij verdacht werd van een ernstige snelheidsovertreding. De taxichauffeur had op 16 januari 2022 met zijn taxi de maximum snelheid van 70 km per uur met meer dan 50 km per uur overschreden, wat leidde tot een proces-verbaal en de invordering van zijn rijbewijs. De staatssecretaris vermoedde dat de taxichauffeur niet meer voldeed aan de eisen voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).

Na een sepotbrief van de Officier van Justitie op 8 maart 2022, waarin werd aangegeven dat de taxichauffeur niet vervolgd zou worden wegens gebrek aan bewijs, heeft de staatssecretaris de schorsing van de chauffeurskaart op 15 maart 2022 beëindigd. De taxichauffeur heeft echter beroep ingesteld tegen het eerdere schorsingsbesluit, wat leidde tot de huidige procedure. Het College heeft de rechtmatigheid van het schorsingsbesluit beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht had gehandeld.

Het College oordeelde dat de staatssecretaris op basis van de beschikbare informatie en de ernst van de verdenking een goede afweging had gemaakt. De taxichauffeur had betoogd dat de staatssecretaris niet voldoende onderzoek had gedaan naar de rechtmatigheid van de snelheidsmeting, maar het College volgde deze redenering niet. De schorsing van de chauffeurskaart werd als evenredig beschouwd, gezien het belang van veilig taxivervoer. Het beroep van de taxichauffeur werd ongegrond verklaard, en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] ,

(gemachtigde: mr. R.J.A. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

(gemachtigde: mr. G.H.H. Bisschoff).

Procesverloop

Met een besluit van 25 januari 2022 (schorsingsbesluit) heeft de staatssecretaris de chauffeurskaart van [naam] geschorst.
Met een besluit van 11 juli 2022 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar tegen het schorsingsbesluit gegrond verklaard, dat besluit herroepen en het verzoek om vergoeding van de bezwaarkosten afgewezen.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen. Voor de staatssecretaris is verder verschenen mr. L. van Dijk-Jonkers.

Overwegingen

Inleiding
1.1
[naam] is taxichauffeur en beschikt over een chauffeurskaart. Twee hoofdagenten van politie Eenheid Noord-Nederland hebben op 16 januari 2022 bij een snelheidscontrole gemeten en gezien dat [naam] met zijn taxi op de […] in de buurt van [plaats] de daar toen geldende maximum snelheid van 70 km per uur met meer dan 50 km per uur heeft overschreden en hebben daarvan proces-verbaal opgemaakt. [naam] reed volgens de politie (gecorrigeerd) 123 km per uur op een traject waar met borden was aangegeven dat de maximum snelheid 70 km per uur was. De politie heeft [naam] staande gehouden en zijn rijbewijs ingevorderd.
1.2
De politie heeft het rijbewijs verzonden naar de Officier van Justitie (OvJ), heeft bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) de melding gedaan als bedoeld in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 en de snelheidsovertreding gemeld bij de staatssecretaris. Het CBR heeft de Educatieve Maatregel Gedrag opgelegd (EMG). De staatssecretaris heeft de chauffeurskaart geschorst, als hierna bij 2.1 meer uitgebreid vermeld.
1.3
Op 8 maart 2022 heeft de OvJ [naam] bericht dat hij hem niet zal vervolgen voor de snelheidsovertreding wegens gebrek aan bewijs (sepotbrief). Partijen zijn het erover eens dat de reden daarvoor is dat de politie bij de snelheidsmeting een onjuiste meetafstand in acht heeft genomen. [naam] heeft de sepotbrief naar de staatssecretaris gestuurd, die de schorsing van de chauffeurskaart met een besluit van 15 maart 2022 heeft beëindigd.
Besluiten
2.1
Met het schorsingsbesluit heeft de staatssecretaris de chauffeurskaart van [naam] geschorst omdat de gemeten snelheidsovertreding een strafbaar feit is waarvan [naam] werd verdacht (verdenking). De staatssecretaris vermoedde dat [naam] niet langer voldeed aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag voor taxichauffeurs (VOG). De staatssecretaris heeft bij het schorsingsbesluit het belang van de kwaliteit van het taxivervoer zwaarder laten wegen dan dat van [naam] bij het verrichten van taxivervoer. De staatssecretaris is van mening dat vanwege de ernst van de verdenking de uitkomst van de reguliere procedure tot intrekking van de chauffeurskaart niet kan worden afgewacht.
2.2
Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het schorsingsbesluit herroepen als bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de sepotbrief het vermoeden van de staatssecretaris dat [naam] niet langer voldoet aan de eisen voor een VOG heeft weerlegd. De staatssecretaris heeft het verzoek van [naam] om vergoeding van bezwaarkosten afgewezen, omdat het herroepen van het schorsingsbesluit het gevolg is van nieuwe feiten en omstandigheden en niet van een aan hem te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.

Beoordeling

Procesbelang en omvang van het geding in beroep
3 [naam] wil met het beroep bereiken dat het College de rechtmatigheid van het schorsingsbesluit beoordeelt. Het is voor [naam] van belang dat vast komt te staan dat het schorsingsbesluit onrechtmatig is om vergoeding van de door hem gemaakte kosten in bezwaar te kunnen krijgen en om vergoeding te kunnen krijgen van de door hem gestelde schade die volgens hem het gevolg is van het schorsingsbesluit.
Beoordeling van de beroepsgronden
4.1
Op grond van artikel 82, zesde lid, van het Besluit personenvervoer 2000 (Besluit) kan de staatssecretaris, indien hij vermoedt dat een taxichauffeur niet meer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een VOG, verlangen dat die chauffeur binnen een door hem vast te stellen termijn een nieuwe VOG overlegt. Op grond van artikel 10, derde lid, in samenhang gelezen met het eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten, kan een chauffeurskaart voor ten hoogste 12 weken worden geschorst
in het belang van veilig taxivervoer dan wel bij het vermoeden dat de bestuurder niet of niet tijdig een nieuwe VOG overlegt.
4.2
Een bestuursorgaan mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
4.3
[naam] betoogt dat de staatssecretaris niet klakkeloos van de processen-verbaal had mogen uitgaan, maar voorafgaand aan het schorsingsbesluit onderzoek had moeten doen naar de rechtmatigheid van de snelheidscontrole. Dit betoog slaagt niet. Voor het vermoeden dat [naam] niet meer voldoet aan de eisen voor een VOG bestaat in dit geval een goede grond in het gegeven dat een strafrechtelijk traject is ingezet omdat hij ervan werd verdacht dat hij meer dan 50 kilometer per uur te snel heeft gereden. Dat is een zware snelheidsovertreding. Van een taxichauffeur mag worden verwacht dat hij een dergelijke overtreding niet maakt. De staatssecretaris is niet bevoegd om te beoordelen of [naam] de overtreding heeft begaan. Die beoordeling, evenals de beoordeling van de rechtmatigheid van de snelheidscontrole, hoort thuis in een strafrechtelijke procedure.
4.4
[naam] stelt dat er een discrepantie is tussen wat er zonder onderbouwing over hem is vermeld in de aanmelding voor de EMG-maatregel, te weten dat hij veel verkeersovertredingen op zijn naam heeft staan, wat volgens hem onjuist is, en wat er over hem is vermeld in het proces-verbaal van de politie, te weten dat hij slechts twee Mulderfeiten op zijn naam heeft staan, wat volgens hem juist is. Volgens [naam] had de staatssecretaris daar voorafgaand aan het schorsingsbesluit onderzoek naar moeten doen omdat de informatie uit de EMG-aanmelding hem ten onrechte in een slecht daglicht stelt. Als deze discrepantie was onderkend had het nooit een tot een schorsingsbesluit kunnen komen. Het College volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat dit betoog al niet slaagt omdat de EMG-maatregel niet aan het schorsingsbesluit ten grondslag ligt.
4.5
[naam] betoogt dat de staatssecretaris er bij het schorsingsbesluit geen rekening mee heeft gehouden dat het de eerste keer was dat hij een snelheidsovertreding heeft begaan, waardoor er geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden en geen sprake is van evenredigheid. Dit betoog slaagt niet. In het bestreden besluit is vermeld dat een eerste overtreding geen reden is om van schorsing af te zien. Dat bij een eerste overtreding mogelijk wel een VOG wordt verleend, als vermeld in het bestreden besluit, is volgens het College niet voldoende om het vermoeden dat [naam] geen nieuwe VOG kan krijgen weg te nemen. Het is immers niet de staatssecretaris maar het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) dat over het verlenen van een VOG beslist. De door [naam] bedoelde belangenafweging is dus wel gemaakt. De staatssecretaris heeft ter zitting bovendien toegelicht dat de snelheidsovertreding zo ernstig is dat een eerste overtreding al voldoende is voor schorsing van de chauffeurskaart. Het College ziet geen aanleiding om de staatssecretaris daarin niet te volgen. Het College acht de opgelegde maatregel van schorsing van de chauffeurskaart evenredig omdat een schorsing bij het vermoeden dat de houder geen nieuwe VOG kan overleggen een geschikt en noodzakelijk middel is om ervoor te zorgen dat een taxichauffeur alleen dan zijn beroep kan uitoefenen als hij in het bezit is van de op grond van artikel 82, eerste lid, onder c, van het Besluit vereiste VOG, en aldus voldoet aan het vereiste van een betrouwbare bestuurder. Dat het besluit voor [naam] financieel nadelig uitpakt heeft de minister bij het schorsingsbesluit minder zwaar laten wegen dan het algemeen belang van veilig taxivervoer. Het College acht dat niet onevenredig. Dat het rijbewijs van [naam] was ingetrokken, wat achteraf bezien slechts enkele dagen heeft geduurd, is een strafrechtelijke maatregel waarop de staatssecretaris geen invloed heeft. Dat hoefde voor de staatssecretaris geen reden te zijn om de chauffeurskaart niet te schorsen. Voor zover [naam] meent dat hij dubbel is gestraft omdat zijn chauffeurskaart is geschorst en zijn rijbewijs is ingevorderd, slaagt dat evenmin. Het schorsen van de chauffeurskaart is niet als bestraffend aan te merken, zodat al daarom van een dubbele sanctie geen sprake is.
4.6
Uit het vorenstaande volgt dat het schorsingsbesluit niet onrechtmatig is. Het is in het bestreden besluit terecht niet (ook) herroepen vanwege een aan de staatssecretaris te wijten onrechtmatigheid. De staatssecretaris heeft daarom in het bestreden besluit het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar terecht afgewezen.
Slotsom
5 Het beroep is ongegrond.
6 De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
H.S.J. Albers J.W.E. Pinckaers