ECLI:NL:CBB:2023:736
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de chauffeurskaart van een taxichauffeur wegens verdenking van een strafbaar feit en de gevolgen van een sepot
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een taxichauffeur en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. De staatssecretaris had op 25 januari 2022 de chauffeurskaart van de taxichauffeur geschorst, omdat hij verdacht werd van een ernstige snelheidsovertreding. De taxichauffeur had op 16 januari 2022 met zijn taxi de maximum snelheid van 70 km per uur met meer dan 50 km per uur overschreden, wat leidde tot een proces-verbaal en de invordering van zijn rijbewijs. De staatssecretaris vermoedde dat de taxichauffeur niet meer voldeed aan de eisen voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).
Na een sepotbrief van de Officier van Justitie op 8 maart 2022, waarin werd aangegeven dat de taxichauffeur niet vervolgd zou worden wegens gebrek aan bewijs, heeft de staatssecretaris de schorsing van de chauffeurskaart op 15 maart 2022 beëindigd. De taxichauffeur heeft echter beroep ingesteld tegen het eerdere schorsingsbesluit, wat leidde tot de huidige procedure. Het College heeft de rechtmatigheid van het schorsingsbesluit beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht had gehandeld.
Het College oordeelde dat de staatssecretaris op basis van de beschikbare informatie en de ernst van de verdenking een goede afweging had gemaakt. De taxichauffeur had betoogd dat de staatssecretaris niet voldoende onderzoek had gedaan naar de rechtmatigheid van de snelheidsmeting, maar het College volgde deze redenering niet. De schorsing van de chauffeurskaart werd als evenredig beschouwd, gezien het belang van veilig taxivervoer. Het beroep van de taxichauffeur werd ongegrond verklaard, en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.