ECLI:NL:CBB:2023:734

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
22/639
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ISDE-subsidie voor glasisolatie wegens te late indiening

In deze zaak heeft [naam 1] een aanvraag ingediend voor subsidie voor glasisolatie op basis van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). De aanvraag werd afgewezen door de minister voor Klimaat en Energie, omdat deze te laat was ingediend, meer dan twaalf maanden na de datum waarop de glasisolatie was aangebracht. De minister baseerde zijn beslissing op de datum van de eindafrekening van de werkzaamheden, die op 3 juni 2020 was. [naam 1] betwistte de afwijzing en stelde dat zij niet op de hoogte was van de termijn voor indiening van de aanvraag, en dat de minister een onjuiste datum had gehanteerd voor de voltooiing van de werkzaamheden. De zitting vond plaats op 7 november 2023, waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de minister terecht de aanvraag had afgewezen, omdat de indiening niet binnen de gestelde termijn had plaatsgevonden. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om zich tijdig te informeren over de voorwaarden voor subsidieaanvragen. De uitspraak werd gedaan op 19 december 2023, waarbij het beroep van [naam 1] ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/639

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats]

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. E. Hol).

Procesverloop

Met een besluit van 14 januari 2022 heeft de minister de aanvraag van [naam 1] om subsidie voor glasisolatie op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met een besluit van 23 maart 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1 [naam 1] heeft op 30 augustus 2021 subsidie aangevraagd voor vloerisolatie,
spouwmuurisolatie en glasisolatie in haar woning. Zij heeft in haar aanvraag met betrekking tot de glasisolatie, bestaande uit het plaatsen van kunststof kozijnen met driedubbel glas, vermeld dat de uitvoeringsdatum 8 juli 2020 is. Zij heeft met betrekking tot die werkzaamheden twee facturen bij haar aanvraag gevoegd: een deelafrekening van 25 november 2019 en een eindafrekening van 3 juni 2020. De minister heeft met toepassing van artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling, de aanvraag om subsidie voor glasisolatie afgewezen omdat die niet binnen twaalf maanden na het aanbrengen van de glasisolatie is ingediend. De minister is daarbij uitgegaan van de datum 3 juni 2020 als datum waarop de glasisolatie is aangebracht. De minister heeft wel subsidie verleend voor vloerisolatie en spouwmuurisolatie.
2.1
[naam 1] betwist dat zij de aanvraag om subsidie voor glasisolatie te laat heeft ingediend en stelt dat haar niet kan worden verweten dat zij niet wist dat de aanvraag binnen twaalf maanden na het aanbrengen van de isolatie moest zijn ingediend. Zij voert daartoe het volgende aan.
2.2
Ten tijde van de verbouwing vanaf 2019 van haar huis was er de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH). Op grond van die regeling moesten er minimaal twee energiebesparende maatregelen genomen worden. De aanvraag moest op papier en er was geen termijn voor het indienen van de aanvraag. De verbouwing en het aanbrengen van de isolatie werd gedaan door een aannemer en duurde tot eind februari 2021. [naam 1] heeft de subsidie toen niet meteen aangevraagd, omdat zij daar geen tijd voor had en omdat haar ouders die haar hielpen toen aan het einde van hun latijn waren. [naam 1] kwam er bij het indienen van haar aanvraag op 30 augustus 2021 achter dat de subsidieregeling was veranderd en dat subsidie op grond van de Regeling binnen een jaar na het aanbrengen van de isolatie digitaal moest worden aangevraagd.
2.3
[naam 1] vraagt zich af wie bepaalt wanneer werkzaamheden gereed zijn. De minister is volgens haar in zijn besluit van een onjuiste einddatum van de werkzaamheden uitgegaan. Hij had volgens haar moeten uitgaan van de datum 8 februari 2021, waarop de aannemer met het invullen van het SEEH-aanvraagformulier zijn werkzaamheden heeft beëindigd, of 8 november 2020, waarop de aannemer de schade aan de glasisolatie heeft hersteld die hij bij het plaatsen daarvan had veroorzaakt. Dan is de aanvraag op tijd ingediend.
2.4
[naam 1] vindt het onrechtvaardig dat ze aan alle subsidievoorwaarden heeft voldaan en heeft bijgedragen aan energiebesparing en verduurzaming, maar de subsidie niet krijgt vanwege een datum. Ze wijst er op dat het indienen van een aanvraag om subsidie op grond van de Regeling inmiddels is vergemakkelijkt en dat de aanvraagtermijn is verlengd tot twee jaar. Haar aanvraag is door een samenloop van omstandigheden op 30 augustus 2021 ingediend.
Beoordeling
3 In artikel 4.5.9, eerste lid, onder c, van de Regeling is bepaald dat afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen wordt beslist als een aanvraag voor subsidie door een eigenaar-bewoner later is ingediend dan twaalf maanden na het aanbrengen van isolatiemateriaal.
4.1
De termijn van twaalf maanden voor het aanvragen van subsidie voor glasisolatie begint op het moment waarop de glasisolatie is aangebracht. De minister beoordeelt op welke datum de isolatie is aangebracht op grond van de door de aanvrager in het aanvraagformulier daarover vermelde uitvoeringsdatum en de daarbij gevoegde bewijsstukken. Het College volgt de minister in zijn standpunt dat hij de datum 3 juni 2020, de datum van de factuur met de eindafrekening voor het plaatsen van de glasisolatie, heeft mogen aanmerken als datum waarop de glasisolatie is aangebracht. Als de minister in plaats daarvan zou zijn uitgegaan van de in de aanvraag vermelde datum 8 juli 2020, had dat overigens niet geleid tot een andere uitkomst dan die in het bestreden besluit. De termijn van twaalf maanden voor het aanvragen van subsidie voor glasisolatie begon dus in juni 2020 en eindigde in juni 2021. Dat niet meteen subsidie aangevraagd kon worden omdat er eerst minimaal twee energiebesparende maatregelen moesten zijn uitgevoerd, maakt dat niet anders. Daarbij merkt het College ten overvloede op dat voor het indienen van de aanvraag na het aanbrengen van de spouwmuurisolatie (oktober 2020) en vloerisolatie (februari 2021) nog voldoende tijd beschikbaar was.
4.2
Het betoog van [naam 1] dat de minister van 8 februari 2021 had moeten uitgaan als datum waarop de glasisolatie is aangebracht slaagt niet. [naam 1] heeft die datum niet vermeld in haar aanvraag zodat de minister die niet in zijn beoordeling van de aanvraag heeft kunnen betrekken. [naam 1] heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de glasisolatie op die datum is aangebracht. Haar redenering dat de termijn waarbinnen zij subsidie voor glasisolatie kon aanvragen is gaan lopen op 8 februari 2021 omdat de aannemer toen met het invullen van het aanvraagformulier al zijn werkzaamheden had beëindigd, vindt geen steun in de van toepassing zijnde regelgeving en helpt [naam 1] daarom niet.
4.3
Het voor het eerst in beroep aangevoerde betoog van [naam 1] dat de aannemer op 8 november 2020 een door hem bij het plaatsen van de glasisolatie beschadigde ruit heeft vervangen, zodat de glasisolatie pas toen gereed was, slaagt evenmin. [naam 1] heeft die datum niet vermeld in haar aanvraag zodat de minister die niet in zijn beoordeling van de aanvraag heeft kunnen betrekken. [naam 1] heeft ook naderhand niet aannemelijk gemaakt dat op die datum herstelwerkzaamheden zijn verricht. [naam 1] heeft eerst ter zitting aangeboden om dat bewijs alsnog met digitale foto’s te leveren. Het College heeft dit bewijsaanbod gepasseerd, omdat dit niet kan leiden tot een ander oordeel. Ook wanneer inderdaad op 8 november 2020 nog een beschadigde ruit, om welke reden ook, is vervangen, doet dat er niet aan af dat de minister er in dit geval van mocht uitgaan dat de glasisolatie, conform de aanvraag, was aangebracht in juni 2020.
5 De subsidieaanvraag van 30 augustus 2021 voor glasisolatie is niet binnen twaalf maanden na het aanbrengen daarvan ingediend. Te late indiening van een aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond. Er is geen wettelijke grondslag om daarvan af te wijken. De minister moest de aanvraag daarom afwijzen. Dat [naam 1] niet wist wanneer ze de aanvraag uiterlijk moest indienen, komt voor haar rekening en risico. Het ligt op de weg van een aanvrager van subsidie dat die zich er tijdig van op de hoogte stelt aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om voor subsidie in aanmerking te komen. Daarbij gelden de voorwaarden van de subsidieregeling zoals die luiden ten tijde van het indienen van de aanvraag. Dat in de Regeling de aanvraagtermijn inmiddels is verlengd helpt [naam 1] daarom in dit geding niet. De minister heeft ter zitting toegelicht dat in de Regeling een termijn is opgenomen waarbinnen de aanvraag moet zijn ingediend om te voorkomen dat voor investeringen van jaren geleden nog aanvragen worden ingediend. Hij is er zich van bewust dat dit er ook toe zal leiden dat mensen buiten de Regeling vallen. Dat vindt het College op zichzelf niet onredelijk. Dat [naam 1] vanwege persoonlijke omstandigheden een subsidie is misgelopen en daardoor geen zonnepanelen kan kopen, zoals zij stelt, maakt de afwijzing in dit geval niet onevenredig.
Slotsom
6 Het beroep is ongegrond.
7 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
w.g. H.S.J. Albers w.g. J.W.E. Pinckaers