ECLI:NL:CBB:2023:733

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
23/548
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taxivervoer zonder vergunning en last onder dwangsom

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, met zaaknummer 23/548. De staatssecretaris had op 31 augustus 2022 een last onder dwangsom opgelegd aan [naam 1] wegens overtreding van artikel 76, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000). Dit besluit werd gehandhaafd met een besluit op bezwaar van 31 januari 2023, waarin het bezwaar van [naam 1] ongegrond werd verklaard. [naam 1] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij stelde dat hij geen illegale taxiwerkzaamheden had verricht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 juni 2022 heeft een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee geconstateerd dat [naam 1] met een gewone auto twee passagiers van Schiphol heeft opgehaald. Een van de passagiers had een whatsapp-bericht getoond waarin stond dat zij een taxi had besteld bij [naam 2]. [naam 1] verklaarde dat hij een vriendendienst verleende en niet wist dat dit in Nederland strafbaar was. De staatssecretaris heeft op basis van de bevindingen van de verbalisanten en de processen-verbaal besloten om een last onder dwangsom op te leggen, die [naam 1] verplicht om zich te onthouden van taxivervoer zonder vergunning.

Het College heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft gehandeld en dat de opgelegde last niet onevenredig is. [naam 1] kan zelf voorkomen dat hij een dwangsom verbeurt door geen taxivervoer te verrichten. Het beroep van [naam 1] is ongegrond verklaard, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 december 2023.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] ,

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

(gemachtigde: mr. L. van Dijk-Jonkers).

Procesverloop

Met een besluit van 31 augustus 2022 heeft de staatssecretaris [naam 1] een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 76, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000).
Met een besluit van 31 januari 2023 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 7 november 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen. Verder was namens de staatssecretaris nog aanwezig mr. G.H.H. Bisschoff.

Overwegingen

Inleiding
1. Een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee district Schiphol heeft op 6 juni 2022 gezien dat [naam 1] met een gewone auto, niet ingericht als taxi, twee passagiers heeft opgehaald van Schiphol. Een van de passagiers zei een taxi te hebben besteld en betaald bij [naam 2] . Zij liet een whatsapp bericht zien met een telefoonnummer dat van [naam 1] was en waarin de eerste twee getallen van het kenteken van zijn auto waren vermeld, om zijn auto te herkennen. [naam 1] verklaarde tegenover de verbalisant dat hij een eigen bedrijf had genaamd [naam 3] en dat hij een rit ging doen voor [naam 2] . Later bleek uit het handelsregister en het verhoor van [naam 1] op 25 juni 2022, dat hij die onderneming op 17 februari 2020 heeft opgeheven. [naam 1] heeft zich bij dat verhoor vooral beroepen op zijn zwijgrecht. Wel heeft hij ontkend dat hij via whatsapp contact heeft gehad met de passagiers die op Schiphol bij hem zijn ingestapt. De screenprint van een whatsapp gesprek van één van die passagiers, waarop een taxi-ophaal afspraak en het telefoonnummer van [naam 1] is te zien, is daarvan volgens hem niet het bewijs. Als die mensen hadden gezegd dat ze via [naam 4] een taxi hadden besteld, had hij ze naar eigen zeggen niet meegenomen. Hij dacht een vriendendienst te doen door naar Schiphol te gaan nadat hij was gebeld door een onbekend iemand, van wie hij het telefoonnummer niet wil geven, die hem vroeg om mensen of een vriend op te halen. Hij wist niet dat het in Nederland strafbaar was om dit te doen. De verbalisanten hebben van hun bevindingen en de verhoren processen-verbaal opgemaakt. Uit navraag bij Kiwa Register is gebleken dat [naam 1] niet meer in het bezit is van een geldige vergunning voor taxivervoer.
Besluiten
2 Met een besluit van 31 augustus 2022, gehandhaafd met een besluit op bezwaar van 31 januari 2023, heeft de staatssecretaris een last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat [naam 1] zich dient te onthouden van overtreding van artikel 76, eerste lid, van de Wp2000. In die bepaling staat dat het is verboden taxivervoer te verrichten zonder vergunning. Bij elke overtreding verbeurt [naam 1] een dwangsom van € 10.000,- tot een maximum van € 40.000,-.
Beroep
3 [naam 1] stelt dat de beslissing onzorgvuldig en ongemotiveerd tot stand is gekomen. Hij heeft geen illegale taxiwerkzaamheden verricht en hij heeft dat ook eerder verklaard.
Beoordeling
4.1
In artikel 1 van de Wp2000 wordt onder taxivervoer verstaan: personenvervoer per auto tegen betaling, niet zijnde openbaar vervoer.
4.2
Op grond van artikel 76, eerste lid, van de Wp2000 is het verboden taxivervoer te verrichten zonder een daartoe door de minister van Infrastructuur en Waterstaat verleende vergunning.
4.3
Op grond van artikel 93, tweede lid, van de Wp2000 is de minister bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen. Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de minister in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Op grond van de portefeuilleverdeling tussen minister en staatssecretaris vervult de staatssecretaris deze taak.
5 Een bestuursorgaan mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6 De staatssecretaris mocht uitgaan van de processen-verbaal die de verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op ambtseed of ambtsbelofte hebben opgemaakt en ondertekend.
Het niet nader onderbouwde betoog van [naam 1] ter zitting, dat wat de verbalisanten zeggen niet klopt en een herhaling van zijn stelling dat hij geen taxivervoer verrichtte maar een vriendendienst, levert in het licht van de overige beschikbare gegevens onvoldoende grond op voor zodanige twijfel dat niet van de juistheid van de inhoud van de processen-verbaal kan worden uitgegaan. Daaruit volgt dat het ervoor moet worden gehouden dat [naam 1] , zonder over een daarvoor benodigde vergunning te beschikken, een vooraf betaalde taxirit van taxicentrale [naam 2] heeft overgenomen, wat personenvervoer per auto tegen betaling en dus taxivervoer is. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat [naam 1] artikel 76, eerste lid, van de Wp2000 heeft overtreden.
7 De staatssecretaris was op grond van artikel 93, tweede lid, van de Wp2000 en artikel 5:32, eerste lid, van de Awb, bevoegd om aan [naam 1] een last onder dwangsom op te leggen om herhaling van de onder 6 vermelde overtreding te voorkomen. Het College acht de last die de staatssecretaris heeft opgelegd niet onevenredig. [naam 1] heeft het zelf in de hand om te voorkomen dat hij een dwangsom verbeurt, door geen taxivervoer te verrichten. Hij kan een jaar na het besluit, als er geen dwangsom is verbeurd, de staatssecretaris om opheffing van de last verzoeken. Dat laatste volgt uit artikel 5:34, tweede lid, van de Awb.
8 De beroepsgrond van [naam 1] dat het besluit onzorgvuldig en ongemotiveerd tot stand is gekomen, slaagt gelet op het vorenstaande niet.
Slotsom
9 Het beroep is ongegrond.
10 De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
w.g. H.S.J. Albers w.g. J.W.E. Pinckaers