4.3De gevelisolatie is volgens de aanvraag aangebracht op 4 januari 2021, de vloerisolatie op 5 januari 2021, de bodemisolatie op 1 februari 2021, de dakisolatie op 4 maart 2021 en de glasisolatie op 6 oktober 2021. De aanvraagtermijn van 12 maanden voor subsidie voor alle vijf genoemde energiebesparende isolatiemaatregelen is gaan lopen nadat de eerste maatregel, de gevelisolatie, op 4 januari 2021 is aangebracht. Deze termijn eindigde op 4 januari 2022. Om onder de Regeling in aanmerking te komen voor subsidie voor tenminste twee van de uitgevoerde maatregelen zou de aanvraag uiterlijk moeten zijn ingediend binnen 12 maanden na het aanbrengen van de voorlaatste maatregel, de dakisolatie, op 4 maart 2021. Deze periode eindigde dus op 4 maart 2022. Na het aanbrengen van de laatste maatregel, de glasisolatie, op 6 oktober 2021 resteerde er daarom nog een periode van bijna drie maanden tot 4 januari 2022 dan wel vijf maanden tot 4 maart 2022 om subsidie voor alle dan wel tenminste twee isolatiemaatregelen op tijd aan te vragen of in ieder geval eventuele problemen met die aanvraag op tijd bij RVO te melden. Dat [naam 1] dat niet binnen de aanvraagtermijn heeft gedaan, komt voor haar risico. Een aanvrager om subsidie moet er zelf voor zorgen dat de aanvraag op tijd wordt ingediend. Ook al ligt het buiten haar macht als het systeem van RVO niet goed werkt, zoals [naam 1] stelt. Niet is gebleken dat het buiten haar macht lag om dat voor het einde van de aanvraagtermijn bij RVO te melden. Als zij dat tijdig had gedaan, had RVO daar tijdig iets aan kunnen doen en daar rekening mee kunnen houden. De te late melding van het probleem en de daardoor te laat ingediende aanvraag om subsidie komen voor haar risico. De onder 4 vermelde vraag moet ontkennend worden beantwoord. Het is niet aan RVO of de minister te wijten dat [naam 1] haar aanvraag te laat heeft ingediend.
5 De minister stelt verder terecht dat het te laat indienen van de in geding zijnde aanvraag om subsidie op grond van de Regeling een dwingende afwijzingsgrond is. Daarom heeft de minister terecht voor [naam 1] niet de uitzondering gemaakt waarom zij in beroep verzoekt. Het College acht dat niet onevenredig omdat, ondanks de tegenslag waarmee [naam 1] te maken heeft gehad en de kosten die dat voor haar met zich mee heeft gebracht, het in haar macht lag om de aanvraag tijdig in te dienen. Zij had daar ook voldoende tijd voor, te weten ongeveer twee tot vijf maanden. Het College acht dat niet onredelijk kort.
6 De minister heeft de aanvraag van [naam 1] om subsidie voor dak-, vloer-, bodem- en gevelisolatie terecht met toepassing van artikel 4.5.9, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling, afgewezen en heeft de aanvraag om subsidie voor glasisolatie terecht met toepassing van artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onder a, aanhef en ten tweede, van de Regeling afgewezen.
7 Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
8 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.