ECLI:NL:CBB:2023:732

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
23/725
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ISDE-subsidie wegens te late indiening en problemen met RVO-systeem

In deze zaak heeft [naam 1] een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor verschillende energiebesparende isolatiemaatregelen. De aanvraag werd door de minister voor Klimaat en Energie afgewezen omdat deze te laat was ingediend, namelijk na de termijn van twaalf maanden na het aanbrengen van de isolatiematerialen. De minister verklaarde het bezwaar van [naam 1] ongegrond, waarna zij beroep instelde bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 7 november 2023 werd duidelijk dat [naam 1] problemen had ondervonden bij het indienen van de aanvraag, onder andere door een verouderd adres in het systeem van RVO. Ondanks haar pogingen om het probleem op te lossen, werd de aanvraag uiteindelijk pas op 5 juni 2022 ingediend, wat te laat was volgens de geldende regels. Het College oordeelde dat het aan [naam 1] was om tijdig hulp te zoeken en dat de minister terecht de aanvraag had afgewezen. De argumenten van [naam 1] dat het systeem van RVO niet goed functioneerde en dat zij te maken had met persoonlijke tegenslagen, werden niet als voldoende geacht om de te late indiening te rechtvaardigen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing door de minister.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/725

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats]

en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. E. Hol).

Procesverloop

Met een besluit van 15 september 2022 heeft de minister de aanvraag van [naam 1] om subsidie op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met een besluit van 10 februari 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het daartegen door [naam 1] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 1] , haar zoon [naam 2] , zijn vriendin [naam 3] , en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1. [naam 1] heeft op 5 juni 2022 bij de minister subsidie aangevraagd voor gevel-, vloer-, bodem-, dak-, en glasisolatie (energiebesparende isolatiemaatregelen). De minister heeft de aanvraag met betrekking tot de gevel- vloer-, bodem- en dakisolatie afgewezen omdat die te laat, want niet binnen twaalf maanden na het aanbrengen van de betreffende isolatie, is ingediend. De minister heeft de aanvraag met betrekking tot de glasisolatie afgewezen omdat op grond van de Regeling zoals die destijds luidde voor ten minste twee typen isolerende maatregelen, binnen twaalf maanden na het aanbrengen, tegelijkertijd subsidie moest worden aangevraagd.
2 [naam 1] stelt dat het niet haar fout is dat zij de subsidie te laat heeft aangevraagd.
Haar oude adres stond in het systeem van RVO en dat moest worden gewijzigd voordat zij de subsidie digitaal kon aanvragen. Dat lukte haar en degenen wiens hulp zij had ingeroepen niet. Haar zoon had in januari en februari 2022 telefonisch contact met RVO. In de maanden daarna was er namens haar ook meermalen telefonisch contact met RVO. [naam 3] heeft op 19 april 2022 met RVO gebeld en kreeg toen te horen dat het account zou worden gereset waarna de aanvraag ingediend kon worden. Medio mei 2023 was dat nog steeds niet mogelijk en heeft [naam 1] met RVO contact gezocht via het contactformulier op de website. [naam 1] stelt dat zij van een medewerker van RVO telefonisch de toezegging heeft gekregen dat ze de aanvraag nog kon indienen. In juni 2023 was het uiteindelijk pas mogelijk om de aanvraag in te dienen. Als zij dat in januari 2022 had kunnen doen, was zij wel in aanmerking gekomen voor subsidie voor gevel-, vloer-, bodem-, dak- en glasisolatie. Door een niet werkend systeem van RVO wordt het besluit genomen dat de aanvraag te laat is ingediend. [naam 1] vindt dat onacceptabel, ook omdat zij veel tegenslag heeft gehad bij het laten aanbrengen van de isolatie. Haar onderaannemer is er met het geld vandoor gegaan en heeft zijn werk niet afgemaakt zodat zij een nieuwe aannemer moest zoeken, wat moeilijk was in coronatijd. Ze heeft ook haar vakantiehuis moeten verkopen om de verbouwing te kunnen betalen. [naam 1] vraagt of, als de aanvraag verwijtbaar te laat is ingediend, er een uitzondering kan worden gemaakt, waardoor zij de aangevraagde subsidie wel krijgt.
Beoordeling
3.1
Op grond van artikel 4.5.9, eerste lid, aanhef en onder c van de Regeling, beslist de minister afwijzend op een aanvraag om subsidie voor energiebesparende isolatiemaatregelen, indien een aanvraag voor subsidie van een eigenaar-bewoner later is ingediend dan 12 maanden na het aanbrengen van isolatiemateriaal.
3.2
Op grond van artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onder a aanhef en ten 2° van de Regeling, zoals die bepaling ten tijde van het bestreden besluit luidde, beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor energiebesparende isolatiemaatregelen, indien de aanvraag geen betrekking heeft op een investering in ten minste twee typen energiebesparende isolatiemaatregelen.
3.3
Op grond van artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onder b, van de Regeling beslist de minister afwijzend op een aanvraag als meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen het aanbrengen van de eerste van de twee typen investeringen, bedoeld in onderdeel a, en de aanvraag voor subsidie.
4 In dit geding is eerst de vraag aan de orde of het aan de minister is te wijten dat [naam 1] de termijn voor het tijdig indienen van de aanvraag om subsidie heeft overschreden, zoals zij stelt en de minister betwist.
4.1
Het College wil wel aannemen dat het lastig kan zijn om de in geding zijnde subsidie aan te vragen, maar het ligt op de weg van de aanvrager om daar op tijd goede hulp voor te zoeken als dat nodig is. Het College wil ook wel aannemen dat [naam 2] en/of [naam 3] in de periode van januari 2022 tot 19 april 2022 contact met RVO hebben gehad, zoals [naam 1] stelt, maar omdat daarvan geen bewijs beschikbaar is, zowel niet bij [naam 1] als bij de minister, is niet bekend wat er toen is besproken en of dat ging over het invullen van de aanvraag of het indienen daarvan. Als RVO bij die contacten heeft gezegd dat het indienen van de aanvraag wel goed zou komen, zoals [naam 1] stelt maar niet aannemelijk heeft gemaakt, is dat nog geen toezegging dat de aanvraag op tijd is ingediend en dat subsidie wordt verleend. Een dergelijke toezegging kon RVO ook niet doen omdat er nog geen aanvraag was ingediend. Uit het overzicht met klantcontactgegevens dat RVO heeft overgelegd, blijkt dat [naam 1] op 19 april 2022 bij RVO heeft geïnformeerd hoe zij moest inloggen om subsidie aan te vragen. Uit screenprints van whatsapp berichten die [naam 1] heeft overgelegd, blijkt dat zij op en na die datum daarover met [naam 3] via whatsapp heeft gecommuniceerd. Verder blijkt uit e-mails dat RVO met [naam 1] op 30 en 31 mei 2022 heeft gecommuniceerd over het adres in het systeem dat RVO zal wijzigen en op 1 juni 2022 over een vraag die RVO zal beantwoorden. [naam 1] heeft haar subsidieaanvraag ingediend op 5 juni 2022.
4.2
Uit het voorgaande volgt dat er vanaf 19 april 2022 aanwijzingen zijn dat [naam 1] zich tot RVO heeft gewend omdat zij problemen had met het indienen van de aanvraag. Aanwijzingen dat zij die problemen eerder heeft gemeld, bijvoorbeeld in januari 2022, zijn er niet. Gelet daarop zal het College in dit geding uitgaan van de datum 19 april 2022 als datum waarop [naam 1] haar problemen met het indienen van de aanvraag voor het eerst bij RVO heeft gemeld. Op die datum was het echter al te laat om de aanvraag om subsidie voor alle isolatiemaatregelen op tijd in te dienen.
4.3
De gevelisolatie is volgens de aanvraag aangebracht op 4 januari 2021, de vloerisolatie op 5 januari 2021, de bodemisolatie op 1 februari 2021, de dakisolatie op 4 maart 2021 en de glasisolatie op 6 oktober 2021. De aanvraagtermijn van 12 maanden voor subsidie voor alle vijf genoemde energiebesparende isolatiemaatregelen is gaan lopen nadat de eerste maatregel, de gevelisolatie, op 4 januari 2021 is aangebracht. Deze termijn eindigde op 4 januari 2022. Om onder de Regeling in aanmerking te komen voor subsidie voor tenminste twee van de uitgevoerde maatregelen zou de aanvraag uiterlijk moeten zijn ingediend binnen 12 maanden na het aanbrengen van de voorlaatste maatregel, de dakisolatie, op 4 maart 2021. Deze periode eindigde dus op 4 maart 2022. Na het aanbrengen van de laatste maatregel, de glasisolatie, op 6 oktober 2021 resteerde er daarom nog een periode van bijna drie maanden tot 4 januari 2022 dan wel vijf maanden tot 4 maart 2022 om subsidie voor alle dan wel tenminste twee isolatiemaatregelen op tijd aan te vragen of in ieder geval eventuele problemen met die aanvraag op tijd bij RVO te melden. Dat [naam 1] dat niet binnen de aanvraagtermijn heeft gedaan, komt voor haar risico. Een aanvrager om subsidie moet er zelf voor zorgen dat de aanvraag op tijd wordt ingediend. Ook al ligt het buiten haar macht als het systeem van RVO niet goed werkt, zoals [naam 1] stelt. Niet is gebleken dat het buiten haar macht lag om dat voor het einde van de aanvraagtermijn bij RVO te melden. Als zij dat tijdig had gedaan, had RVO daar tijdig iets aan kunnen doen en daar rekening mee kunnen houden. De te late melding van het probleem en de daardoor te laat ingediende aanvraag om subsidie komen voor haar risico. De onder 4 vermelde vraag moet ontkennend worden beantwoord. Het is niet aan RVO of de minister te wijten dat [naam 1] haar aanvraag te laat heeft ingediend.
5 De minister stelt verder terecht dat het te laat indienen van de in geding zijnde aanvraag om subsidie op grond van de Regeling een dwingende afwijzingsgrond is. Daarom heeft de minister terecht voor [naam 1] niet de uitzondering gemaakt waarom zij in beroep verzoekt. Het College acht dat niet onevenredig omdat, ondanks de tegenslag waarmee [naam 1] te maken heeft gehad en de kosten die dat voor haar met zich mee heeft gebracht, het in haar macht lag om de aanvraag tijdig in te dienen. Zij had daar ook voldoende tijd voor, te weten ongeveer twee tot vijf maanden. Het College acht dat niet onredelijk kort.
6 De minister heeft de aanvraag van [naam 1] om subsidie voor dak-, vloer-, bodem- en gevelisolatie terecht met toepassing van artikel 4.5.9, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling, afgewezen en heeft de aanvraag om subsidie voor glasisolatie terecht met toepassing van artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onder a, aanhef en ten tweede, van de Regeling afgewezen.
Slotsom
7 Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
8 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
w.g. H.S.J. Albers w.g. J.W.E. Pinckaers